De mijnenveegdienst in den oorlog 1914—1918

Velen van ons zijn nog te veel geneigd, om een divisie te zien als te zijn samengesteld uit een combinatie van twee losse spannen, ieder van twee booten.

De divisie is de kleinste eenheid. Deze is ondeelbaar, voor welk doel ook, of voor het uitvoeren van welke opdracht ook.

Tenslotte wordt nog de geschiedenis van een der Geleitzüge beschreven. Men kan er zich dan beter een beeld van vormen, welke moeilijkheden daarbij te overwinnen waren en hoe in voorkomende gevallen gehandeld werd.

Dit voorbeeld is uit den tijd der langgerekte Gemischte Geleite. In plaats van een M-booten-Halbflottille werd in dit geval een Hilfsminensuch-Halbflottille aan de spits van het escorte geplaatst. Onmiddellijk daarachter volgde de leidende torpedoboot, daarna kwamen de beide verscherfde spannen en tot slot twee TJ-booten met de Sicherheitsboot „Ludendorf".

Op den middag van 2-2-1918 werd van Helgoland in noordelijke richting vertrokken. Aangezien het weer zeer nevelig was, werd het op eenigen afstand Z.W. van het Hornsriff uitgelegde Kriegsfeuerschiff — op welk punt de weg om de W.N.W. afboog — niet gezien. De Halbflottillechef was hierdoor gedwongen verder geheel op gegist bestek te navigeeren en besloot ten 19.00 naar W.N.W. te zwenken.

Tijdens de zwenking brak een zoeklijn. De o.z.booten en de Sicherheitsboot gingen oogenblikkelijk ten anker. De voorstoomende schepen namen de tuigen in en nadat deze ten 20.00 wederom uitgezet waren en de formatie opnieuw was ingenomen, werd verder gestoomd.

Om 20.20 liepen de midden- en rechtervleugelboot van de spits op mijnen. „Seestern" zonk onmiddellijk. De torpedoboot redde de bemanning op 3 man na; „Kleisz" ankerde terstond in zinkenden toestand met de beide booten van den linkervleugel op de plaats, waar men zich bevond.

171