— 828
Kunstzaal De Protector.
Café-Muziek.
In de Kunstzaal De Protector te Rotterdam wordt tot 15 October eene tentoonstelling gehouden van werk van Cornelis Kuy pers.
Variété-Tooneel.
Rozen-Theater.
In het Rozen-Theater, waar het maar altijd vol is, zijn A1 b e r t Bol weer enAnton Schumacher. De eerste geeft, als boer Hannes, een, hier en daar wel aardig, verhaal van hoe hij de opera Faust zag opvoeren en dat in zijn dorpje zelf wil gaan doen, en Schumacher zingt o.m. het lied van Arnold Spoel: Van eene Koningsvrouwe. In deze „onafhankelijkheidsdagen" Iaat het lied niet na zijn werking te oefenen.
Het hoofdnummer evenwel is een eenbedrijvig stukje: „Met zijn schoonzoon op stap", een klucht in twee bedrijven, door E. W. d e B1 a u w met zijn gezelschapje „de Kluchtspelers" heel verdienstelijk vertoond. Hij zelf is er de niais-schoonvaderin en hij doet dat verbazend aardig. Mevrouw Greta Buziau Beekman stelt er eene veertigjarige schoonmoeder in voor, zooals alle getrouwde mannen er graag wel twéé zouden willen hebben! Haar spel is bovendien zeer natuurlijk en intelligent, en wat het wezen moet: heel komisch. De dames Finck en Geurts en de heeren Hulsman en André van Dijk dragen het hunne bij tot het succes.
Apart: een komplimentje voor de mise-en-scène: het tooneel ziet er keurig uit. Met de ruimte wordt gewoekerd!
In het orkest: Jan G r o o t de pianist, van wien ik een zeer melodieuse „Ro-
zenwals" hoorde in Franschenstijl, en de solo-fluitist Maurits Spoor, van de Kon. Weerbaarheid, van wiens medewerking alleszins de „sporen" zijn na te wijzen.
w.
Dezer dagen zijn vrienden van mij naar Berlijn geweest. Toen zij terug waren vertelden zij:
„Dat amusement, dat café-leven, dat nacht-fuiven dat ze in Berlijn doen, daar kan je-je geen voorstelling van maken. Geen café, of het is vol ener is muziek. Kleine strijkjes heb je er niet, — allemaal groote orkesten, met dirigenten die voor gek spelen, Ze noemen zichzelf „mesjoghe" en ze voeren dien gekkentitel ook voor hun naam. Sommigen stellen zich aan of zij waarlijk krankzinnig zijn. En niet één orkest is er in zoo'n gelegenheid, maar twee, drie, of vier. . .! Die spelen dan soms allemaal tegelijk !. .. Eén café is er, daar maken ze 'n „Radau" om er gek van te worden : gewoonweg voor een vreemdeling niet om uit te houden! . . . Enfin, 't is er aardig, maar we zijn toch weer blij in Amsterdam terug te zijn."
Een dag nadat ik mijn vrienden had gesproken stond in het Handelsblad een brief van den Berhjnschen briefschrijver.
Ik knip er het volgende uit:
„Geen stad ter wereld heeft zooveel koffiehuizen als Berlijn, en in geen stad ter wereld zijn deze koffiehuizen steeds zoo druk bezocht, niettegenstaande ze heel laat in den nacht gesloten worden, voor zoover ze geen verlof hebben, nacht en dag open te blijven.
„De ontwikkeling van deze koffiehuizen is interessant. Na de zoogenaamde Wiener café's, waar men een krant lezende een goede kop koffie, een fatsoenlijk glas bier kon krijgen, kwamen de inrichtingen met muziek. Een heel kalm strijkje, dat een paar uur per dag zich liet hooren. Deze strijkjes-prestatie werd geperfectioneerd. Kunstenaars trachtten er een goed stuk brood mee te verdienen. De muziek speelde van 's middags tot 's nachts laat. Doch daar een muzikant ook wel eens rust wil hebben, werd er pauze gehouden. Tot de eigenaar van het lokaal op het denkbeeld kwam-,
De Weener Dameskapel onder leiding van Clara Madl.