— 826 —
een verzameling van prima prima kunstwerken van de jonge generatie, waar de collectionneurs op 'n zeker oogenblik paf van zullen staan!"
Den naam van dezen voortreffelijken en handigen zakenman zal ik voor het oogenblik niet noemen, — het volgend jaar, als hij eene tentoonstelling van zijn keur-collectie houdt, waarvan dan, naar men zal zien, geen enkel werk te koop is, zal men hem wel vanzelf vernemen. Maar ik voer dit maar aan als een voorbeeld, dat er ook onder de jongere kunsthandelaren wel menschen zijn die vertrouwen hebben in de toekomst en die, door hun eigen geld eraan te „wagen", het koopen van jonge moderne kunst anderen ten voorbeeld stellen als een soliede en winstgevende geldbelegging.
♦♦ ' ■
❖
G. Stegeman
Vergeef mij, lezer, als ik van het verheven standpunt van den kunst-criticus voor een oogenblik ben afgedaald tot de realistische wereld van handel en kapitaal. Maar als men een dag naar Arnhem is geweest en men heeft daar weer kennis gemaakt met werk van een jong, tot heden nog zoo goed als onbekend schilder, dan komt men onwillekeurig tot zulke werkelijkheids-overpeinzingen. Waarom, vraagt men, worden voor de werken van onze groote negentiendeeeuwsche meesters zulke enorm hooge prijzen betaald? Omdat, luidt het antwoord, hun werk niet meer te maken is, dewijl zij er niet meer zijn. Maar, is het wederwoord, ook in hun jeugd kregen zij voor hun werk slechts zeer bescheiden bedragen vergoed: langzamerhand, door den kunsthandel ter markt gebracht,
gingen de prijzen in de hoogte.
Datzelfde is reeds het geval met de besten van onze huidige jongeren, — en ik behoef wel géén namen te noemen : de bij herhaling voorkomende tentoonstellingen van hun werk, in verschillende steden, of — nóg beter — in denzelfden kunsthandel, zeggen reeds genoeg.
Ook het streven van den heer Van Lerven is, aan den Kunsthandel Gerbrands bepaalde schilders te verbinden ; en het karakteristieke daarbij is, dat hij speciaal Arnhemsche schilders in zijn kunstzaaltjes uitnoodigt. Niet dat hij met alle geweld andere schilders uitsluit, — integendeel: onze lezers weten dat hij nog niet lang geleden o.a. eene tentoonstelling had van werk van den Amsterdamschen schilder Leo Gestel.
j
Steenovenpaarden
Maar karakteristiek is toch wel, dat speciaal Arnhemsche schilders geregeld bij hem exposeeren en dat werk van hen steeds in zijn kunsthandel in voorraad is. Om namen te noemen: Bernard Jansen, van wiens tentoonstelling wij dezen zomer melding maakten; A. Markus, van Sint-Lucas-tentoonstellingen bekend ; Xeno Munninghoff. die ook te Amsterdam en te Rotterdam exposeerde, en L. S c h i 11, die, vóór hij bij Oldenzeel te Rotterdam zijn werk liet zien, in den Kunsthandel Gerbrands met succes exposeerde.
De vijfde Arnhemsche schilder, dien wij als gast van den heer Van Lerven thans ontmoetten, is G. Stegeman, van wien in Artibus Sacrum, in Pictura Veluvensis, in den Haagschen Kunstkring, en, voor het eerst serieus, op de Vierjaarlijkschein 1 909(Arnhem),