- 821 -
solo neemt ze even over, en het gaat dan in een lieflijke stemming verder (cristallofoon) . . . Unisono van bassen en violoncellen . . . Onverwacht: een landelijk (Hongaarsch) dansmotief: vol orkest, waarboven evenwel nu en dan de gestopte hoorn als een wanhopige bovenuit krijt , . . De bazuin-fraze van zooeven wordt nu gezongen door de trompet. .. Een vroolijke militaire marsch weerklinkt, iets onbepaalds gevend : men weet niet of men het vroolijk of treurig nemen zal. . . Even : een dolle dans, — dan weer, in de verte, een militaire trommelmarsch, die voorbij gaat, — het koper zingt een breede melodie, en er komt eene wijding als van een doode die nadert. . . Men heeft zich niet vergist: een doodenmarsch weerklinkt: treurenden brengen een doode ten grave: een lijkstoet zoo imposant als bij Siegfried's begrafenis. . . (bazuingeschal! . . .)
De bazuin zingt weer het klaaglied, door alle bassen zacht begeleid. . . Stilte treedt in. . . Langzaam komt de vroolijke landelijke stoet weer, met lawaaiende kerels er tusschen in: ze zingen een krijgslied, een echten strijdmarsch. Dan blijven de zangers en de schreeuwleeliken weg, en men hoort alléén nog het orkest dat aan het hoofd van den troep gaat, — tot ze aankomen, door de juichende menigte met hoera s ontvangen. . . Het wordt een algemeen vreugdebetoon, een dolle warreldans. ...
Het tweede gedeelte brengt de oplossing van het eerste deel der Symphonie.
Er heerscht, in den aanvang, een gansch andere stemming dan bij het begin van het eerste deel. 't Is of wij gebleven zijn op de plaats waar zooeven de vroolijke stoet ons met onze gedachten heenbracht: alles schijnt feest. Lieflijke muziek weerklinkt, feestgangers dansen een gracieuse menuet. En wel wordt deze vroolijke, vreugdevolle stemming nu en dan even onderbroken door een twijfelachtig-treurige melodie, maar steeds weer komt het op de menuet terug . . . waarin niettemin het liefdeleed doorklinkt. . . (Hongaarsch dansmotief, storm, verontwaardiging. . .)
Het Rondo brengt een vroolijken rondedans, — maar wéér het droeve komt, vermengd nu met iets dols: men zou zeggen: 't is de doodemarsch van een marionet. . . In de verte meent men oorlogsgekletter te hooren klinken: verzamelen wordt geblazen, en de trompet zingt een Heimathslied. . . Een ander lied in den volkstoon klinkt bovendien. . . Zit daar een te mijmeren, die verlangt naar zijn huis. . . ?
Uit die mijmering wordt men plotseling opgeschrikt door een scherp geluid: de werkelijkheid: . . . krijgsmuziek, met allerlei „gewaagde" overgangen. . . Even: 'n schildering van den slag, voorposten roepen elkander aan, — wéér klinkt het Heimathslied: het verlangen naar huis en gelieven. . . Met een overgang, die
aan den krijg herinnert, zetten hoorns de overwinningsvreugd in.
Nu komt de oplossing: de altzangeres zingt:
O Mensch ! Gieb Acht !
Was spricht die tiefe Mitternacht ?
Ich schlief.
Aus tiefem Traum bin ich erwacht !
Die Welt ist tief.
Und tiefer als der Tag gedacht.
Tief ist ihr Weh.
Lust tiefer noch als Herzeleid !
Weh spricht : Vergeh !
Doch alle Lust will Ewigkeit —
Will tiefe, tiefe Ewigkeit !
Deze filozofische gedachte (N i e t z s c h e) moet men als grondslag van de Symphonie aannemen. En dat dit zoo is, — daarin wordt men versterkt door den tekst van het hieropvolgende deel, hetwelk door het vrouwen- en kinderkoor, met de solo-altzangeres en het orkest, verder wordt gezongen :
Es sungen drei Engel einen sussen Gesang. Mit Freuden es itn Himmel klang ; Sie jauchzten fröhlich auch dabei, Dass Petrus sei von Sünden frei, Von Sünden frei.
Met klokkenbimbam, door de jongensstemmen overgenomen, wordt deze vijfdeelige zang ingezet, waarvan de vier volgende verzen luiden :
Denn als der Herr Jesus zu Tische sass, Mit seinen zwölf Jüngern das Abendmahl ass, So sprach der Herr Jesus : „Was stehest du hier, Wenn ich dich ansehe, so weinest du mir, So weinest du mir."
„Ach, sollt' ich nicht weinen, du gütiger Gott ! Ich hab' überstreten die zehn Gebot ; Ich gehe und weine ja bitterlich, Ach komm', erbarme dich über mich, Ach, über mich !"
„Hast du denn überstreten die zehn Gebot, So fall auf die Knie und bete zu Gott, Und bete zu Gott nur allezeit, So wirst du erlangen die himmlische Freud', Die himmlische Freud'.''
Die himmlische Freud' ist eine selige Stadt, Die himmlische Freud' die kein End' mehr hat ; Die himmlische Freude war Petro bereit Durch Jesum und allen zur Seligkeit, Zur Seligkeit.
Vóór het vijfde vers brengen de strijkers het gevoel van berusting. Van onder af komen de andere instrumentgroepen bij, — éven hoort men een opstandig motief, maar de strijkers gaan door, steeds vrede brengend, elegisch, daarbij geholpen door de fluit, die voert tot een breed uitgesponnen melodie: het trouwhartige Heimathslied.