SPORT IN BEELD.

24

Portretten met de lens en met de pen.

XVII. Nic. Broekhuysen.

Toen ik me in de sport-journalistiek onderdompelde — het is alweer circa een kwarteeuw geleden — leerde ik Nic. Broekhuysen kennen als een sport-enthousiast, als een bezadigd vechter voor z'n Korfbal-spel. Nu zijn stichting, de Nederlandsche Korfbalbond, zijn zilveren feest viert, staat hij, als ik hem ter eere van dit jubileum ga interviewen, nog voor me als een man, die geestdriftig z'n

vrijen tijd geeft aan dit vermaak voor jongeren. Ouder geworden in die vijf-en-twintig jaar, is Broekhuysen eigenlijk niet. Nu ja, hij lorgnetteert. Rimpeltjes staan oolijk rondom z'n oogleden en brauwen. Het haar heeft 'n tikkie de beenen genomen. Maar Broekhuysen is nog Broekhuysen. Hij praat nog vrijwel over z'n sport als toen ie begon. En in tevredenheid thans, nu de zaak, zooals „vox populi" het uitdrukt, voor den bakker is!

Wanneer ik hem vraag, hoe hij eigenlijk aan Korfbal is gekomen, tintelt er wat in z'n oogen van spot. Komaan, dat moet ik toch wel weten! Jawel, ik weet het ook, zoo om en om. Maar ik zou 't toch nog eens graag hooren, 't nog eens m'n lezers willen voorzetten, deze ontdekking daar, in Zweden.

— Ach! — sprak hij, zuchtend, want hij had het verhaal al wel honderd maal gebabbeld — Ik ben eigenlijk heelemaal niet naar Naas gegaan voor sport. Ik volgde daar 'n cursus in sjloid, die zeven weken duurde, 's Avonds deden we aan sport. Er waren daar van allerlei menschen. 't Was een zeer cosmopolitisch gezelschap: Siameezen, Turken, Japanners, ook Amerikanen. Die Amerikanen speelden een spel, dat ze Handball noemden. Van de zeven weken, dat de cursus duurde, moest je er zes volgens model werken. In de zevende week moest je zelf een werkstuk maken. Maar dat moest absoluut iets nieuws zijn. Wat je maakte, mocht beslist niet lijken op de duizende modellen, die al in de zalen hingen. Je piekerde je dood op iets, dat er nog niet was. En zoo ging het 's avonds ook met de sport. Nu voerden die Amerikanen Handball als iets nieuws in. Toen was het ook nieuw. Maar later is 't me duidelijk geworden, dat het eigenlijk gebaseerd was op het bekende Basket-Ball. Enfin, ook ik maakte kennis met Handball. En ik vond in dit spel eigenschappen, die me aantrokken, die me geschikt leken voor Holland. Toen ik in September van 1902 weer terug in patria was, voerde ik het spel op de Schoolvereeniging van Vrij in. We hadden altijd gezocht naar een gemengd groep-spel, dat niet te duur was. Daar hadden we het! Eerst verbreidde ik het, met regels, voor Holland omgewerkt, op school. Eilers werd er bij gehaald, want de Amerikanen wierpen den bal door ringen, en ik wilde mandjes hebben. Grasé begon toen juist voor de lichamelijke ontwikkeling te ijveren, en zag me bezig. Hij vond mijn nieuwtje fijn. En toen er in het najaar van 1902 kachel-dag was, dat wil zeggen, dat de kachels geplaatst worden, en er vrij is op de H.B.S., vroeg Grasé me voor D.E.V., dat toen nog een voetbal-club was, Korfbal te demonstreeren. Het resultaat was leuk. D.E.V. ging aan ons spel doen, en werd Korfbal-club. Toen in het voorjaar van 1903 de A.B.L.O. spelleiderscursussen hield, deed men een oproep voor een systeem, en mijn program werd gekozen. Zoo verbeidde Korfbal zich. De Rotterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding pakte 't aan. In Groningen werd het gedemonstreerd en beoefend. Ik werd door den Minister van Justitie op alle opvoedingsgestichten gedetacheerd, onderwees het in Avereest, op den Kruysberg bij Doetinchem telkens een week, en zoo wonnen we ook daar zieltjes. En in Juni 1903 waren we al zoo ver, dat we met zes clubs den Nederlandschen Korfbalbond oprichtten. Daarbij heeft Voetbal ons altijd den weg gewezen. En omdat wij later kwamen, konden wij de fouten van Voetbal omzeilen. Zoo namen we het competitie-systeem over, maar bepaalden ons tot kleinere competities. Wij gingen van het standpunt uit, dat de jongens en meisjes niet al te veel moeten reizen, en ook nog contact behooren te houden met den huiselijken kring. En dan hielden wij meer voeling met onderwij s-menschen, ook al door het milieu, want er zaten aanvankelijk onderwijzers in het bestuur, en zoo kregen wij ook het vertrouwen van de ouders.

— Deed je voor dien tijd ook al aan sport? — vroeg ik hierna.

— Waarachtig! Ik ben vier jaar secondant op de kostschool van Wegerif in Nijmegen geweest, daar hadden we een voetbalclub Be Quick, nee, niet Quick, en voetbal was daar zelfs verplicht. Ik speelde altijd mee met de jongens, al lachten de collega's me ook uit. Ze meenden, dat ik op die manier m'n prestige verloor. Maar dat was ook in de jaren 1896 tot 1900!

— Hoe oud was je toen?

— Nou, la'k eens kijken! Ik ben 30 December 1876 in Dordrecht geboren, en dat was dus zoo ongeveer van m'n twintigste tot m'n vieren-twintigste jaar....

— Kun je me eenige cijfers noemen? Ja, geen statistieken! Maar een vergelijking met toen je begon en nu?

— Nou, als je nu aanneemt, dat we 104 aangesloten vereenigingen hebben en 12 erkende bonden, dat er bij het vorig jubileum van den N.K.B. circa 10.000 georganiseerde Korfbal-speelsters en spelers in Nederland waren, en dat er ook nog een Christelijke Korfbalbond bestaat, dan kun je concludeeren, dat we vorderingen hebben gemaakt.

— En de publieke belangstelling ?

Hij weerde met de handen af, of dit puntje zóóveel op het program was

— Matig! — lachte Broekhuysen — Op sommige plaatsen goed!

Nic. Broekhuysen, de voorzitter van den N.K.B., de man, die ons 25 jaar geleden de Korfbal-sport bracht, 25 jaar als praeses op zijn post bleef, en dus, bij het zilveren feest van genoemde organisatie, eveneens zijn kwarteeuw-jubileum als pionier en bondsleider viert. Ook hem onze hulde!