SCHOOTSTAFELBEREKENING

17

Het niet samenvallen van deze drie richtingen veroorzaakt in de eerste plaats de normale zijdelingsche afwijking, doch uit den aard der zaak ook zeker eene afwijking in lengte, (dus ook in hoogte), welke laatste afwijking echter van geen practisch belang is, daar zij wordt opgenomen in de bepalingvan den coëfficiënt C en uit een ^ theoretisch oogpunt niet of zeer lastig zal zijn af te scheiden van de overige factoren, die invloed uitoefenen op de veranderlijke waarde van dezen factor.

Boven hebben wij gezien, dat door de verschillende oorzaken, die de baan van het projectiel wijzigen, eene verandering ontstaat in uitvaartshoek en bakshoek, dus in de richting, die de luchttegenstand maakt met de lengteas van het projectiel, zooals deze is gericht bij het verlaten van de monding. De hoeken tusschen de 3 richtingen, n.1. de richting van den luchttegenstand, de richting van beweging en de lengteas van het projectiel, zullen dus worden gewijzigd; de normale zijdelingsche correctie en de bovenbedoelde afwijking in lengte zullen eveneens verandering ondergaan, maar steeds mag men toch blijven aannemen, dat door de rotatie van het projectiel eene bepaalde verhouding tusschen deze drie hoeken blijft bestaan en wat het voornaamste is, de onderlinge hoeken tusschen deze drie richtingen steeds klein zullen blijven, tenzij b.v. door met zeer groote vaart en eene zeer kleine aanvankelijke snelheid te schieten de rotatie niet meer in staat zoude zijn om de lengteas van het projectiel in de goede richting te houden. Dit geval zal echter in de practijk wel niet voorkomen; het kan dus buiten beschouwing blijven.

Bij de berekening van de projectie van de baan van het projectiel op het verticale vlak is dan ook, behalve door de practische bepaling van C, geen andere factor voor de rotatie ingevoerd; en wordt dan ook van de veronderstelling uitgegaan, dat de 3 bedoelde richtingen als samenvallend kunnen worden aangenomen.

Van deze veronderstelling zullen wij bij de hiervolgende beschouwing uitgaan.

Bij de in het Batterij-Reglement opgenomen toelichtingen omtrent de verschillende correcties doet men dit ook a. h. w. stilzwijgend ten opzichte van de vaart van het schip, doch niet "ten opzichte van een wind, dwars op de baan van het projectiel. Waarom dit niet geschiedt, is mij niet duidelijk. Waait er toch een wind van eene zekere snelheid dwars op de baan van het projectiel, dan zal op het projectiel een schijnbare wind werken gelijk aan de, snelheid van het projectiel in de richting van beweging en verder een ware

M.B. 1914—'15. 2