i6

S< :j IOOTSTAEELBEREKENING

Verder zal de veranderlijke versnelling van de zwaartekracht (in verband met de breedte, waarop men schiet) de projectielen doen afwijken van de baan, zooals deze volgens de schootstafel zoude moeten zijn. Deze afwijking zal echter hier niet nader worden besproken.

In het bovenstaande zijn alle invloeden vermeld, welke de baan van het projectiel trachten te wijzigen. In de practijk komt hier nog bij de verplaatsing van het doel. Hierdoor heeft weliswaar geene wijziging van de baan plaats, doch wel dient men met deze verplaatsing bij het richten rekening te houden.

De beweging van het projectiel in het luchtruim is zeer samengesteld. Niet alleen heeft men hier rekening te houden met den luchttegenstand, doch de rotatie van het projectiel veroorzaakt afwijkingen, die in verband met de wrijving van de lucht tegen het roteerende projectieloppervlak niet onder eene theoretisch juiste formule zijn te brengen, zelfs niet bij benadering.

Men is hierbij dus geheel op empirische formules aangewezen, waaruit de grootte van de constante zijdelingsche afwijkingen na het doen van proefschoten met het kanon is te bepalen.

Bovendien wordt de richting, waarin het projectiel de monding verlaat, gewijzigd door den verheffingshoek, zijnde de projectie op het verticale vlak van den hoek, die de richting, waarin het projectiel de monding verlaat, maakt met de verlengde zielas. Deze afwijkingshoek ligt niet in het verticale vlak; hij bezit dan ook eene projectie op het horizontale vlak van meetbare grootte, welke bij sommige vuurmonden in de schootstafel is aangegeven.

Bovendien zal gedurende de baan van het projectiel de richting van den luchttegenstand niet samenvallen met de richting van beweging van het projectiel; deze beide richtingen vallen weder geen van beide samen met de lengteas van het projectiel. De hoeken tusschen deze 3 richtingen, welke echter steeds in hetzelfde vlak liggen (n.1. in het vlak van weerstand), zijn echter betrekkelijk klein ; door de roteerende beweging van het projectiel tengevolge van de trekken wordt zorg gedragen, dat er eene bepaalde verhouding tusschen deze drie hoeken blijft bestaan en, wat voor onze verdere beschouwing van het meeste belang is, dat deze hoeken steeds klein blijven, zoodat het projectiel steeds met de punt naar voren treft.