576

marinebegrooting voor het dienstjaar 1913.

19 of met minder dan 57 pet.; het ontbrekende getal wordt nu in Oost-Indië aangevuld door inlandsche koks, die echter niet opgeleid zijn voor het bereiden van Europeesch voedsel. Het spreekt vanzelf, dat daardoor ook vele klachten ontstaan. Ook deze zaak is op de lange baan geschoven. Jaren en jaren heb ik er over geklaagd maar telkens is gezegd, de vorming van een goed kokspersoneel gaat langzaam, maar wij gaan in de goede richting. Dat geloof ik wel, doch aan dezen toestand moet toch een einde komen. En dat kan door de voorwaarden voor dat personeel zoodanig te verbeteren, dat het aantal matrozen-koks althans compleet wordt. Ik weet wel, dat dit geen volleerde koks zijn, want om den graad van sergeant-kok te bereiken moet men aan de huishoudschool in Amsterdam den cursus gevolgd hebben, doch men heeft dan in ieder geval personeel dat de volksspijs beter kan bereiden dan inlandsch personeel.' Dan zou er in de goede richting iets worden gedaan.

_ Ziehier een aantal grieven, die inderdaad nog lang niet zijn uitgeput. J

Over de zaak die nu ten laatste de maat heeft doen overloopen: de passagrersregeling, zal ik zeer kort zijn, omdat deze zaak thans m orde is. Ik moet daaromtrent slechts een paar opmerkingen maken.

De Memorie van Antwoord van dit jaar geeft op bladz 10 op éen punt een niet geheel juiste voorstelling van den loop der quaestie. Daar toch wordt het voorgesteld alsof de actie tegen de passagiersregeling begonnen is toen in Indië een beperking van het passagieren tot drie dagen per week werd ingesteld.

Dat is, meen ik, een onjuiste voorstelling, want in plaats van een beperking, was dat een verruiming van den toestand zooals die op dat oogenblik bestond. Immers tot op dat oogenblik was het passagieren geheel en al verboden en toen is gekomen het petitionnement van 650 korporaals en minderen wat ten gevolge heeft gehad, dat de commandant der zeemacht heeft toegestaan het passagieren gedurende drie dagen. Dat was dus een verruiming.

_ Wel is echter waar, dat de manschappen met die verruiming niet tevreden waren. En m. i. te recht. Want wat was de ratio van deze geheele beperking van het nachtpassagieren ? Deze, dat het aantal venerische ziekten moest worden tegengegaan. Nu hebben de minderen altijd beweerd, dat de afschaffing van het nachtpassagieren geen doelmatig middel was om die kwaal te bestrijden. De cijfers, die geplubiceerd zijn in de Memorie van Antwoord, stellen hen geheel in het gelijk. Over de jaren 1909, 1910 en 1911 is het getal zieken in Oost-Indië ge weest 816, 641 en 940.

Dit betrekkelijk laag getal van 1910 is toe te schrijven aan het feit, dat in dat jaar drie schepen gedurende drie maanden op reis zijn geweest naar Australië, maar dan volgt 1911 met het hoogste cijfer en dat is juist het jaar van het algeheel ver-