VOOR HET DIENSTJAAR 1912. — BERAADSLAGING.

105

oogenblik dat men met de aanvrage kwam, kon men niet beter weten of het wetsontwerp op de kustdefensie zou zeer spoedig zijn aangenomen en dan zouden de overige elf booten ook zijn toegestaan voor en aleer men eenige ervaring met deze eerstelingen had kunnen opdoen. Nu zijn daarbij gekomen vier torpedobooten eia een verspermagazijn. Bij de behandeling van de Militiewet was de Minister al zoodanig op de zaak vooruitgeloopen, dat hij voorstelde het contingent zeemilitie te brengen op 1000, hetgeen pas noodig' kon zijn als eenmaal het wetsontwerp op de kustdefensie was aangenomen, en eerst na heel wat tegenstribbelen van den Minister is eindelijk mijn amendement aangenomen om dat getal weer terug te brengen op de bestaande 600.

Nu komt ten slotte de aanvrage van dit nieuwe pantserschip en dat is weer niets anders dan een vooruitloopen op de beslissing omtrent het wetsontwerp aangaande de kustverdediging. De Minister zegt: dat is niet juist; de al of niet instelling van het fonds tot verbetering der kustverdediging, kan niet de noodzakelijkheid beheerschen van de aanschaffing van defensiematerieel, doch het wetsontwerp heeft de strekking om te bespoedigen den bouw van het materieel, dat voor de aanvulling noodig geacht wordt.

Deze tegenwerping nu is onjuist.

Indien al vaststaat, dat wij defensiematerieel voor de kust noodig hebben, dan staat nog niet vast, dat de aangevraagde soort noodig is. Het gaat heusch niet alleen om bespoediging van den aanbouw, want wat staat er in de Memorie van Toelichting op dat wetsontwerp betreffende de kustverdediging? „Niet alleen echter wordt bespoediging der uitvoering door de instelling van een fonds als vorenbedoeld bereikt, zij onttrekt tevens de vervulling van dit gewichtige landsbelang' aan den invloed van wisselende omstandigheden en inzichten de hoofdbeginselen rakende, zij maakt het mogelijk, het werkplan te regelen naar een vasten grondslag ... enz."

Welnu, daaruit blijkt, dat ook de Minister bij de behandeling van dat wetsontwerp verwacht een vaststelling van hoofdbeginselen omtrent de taak, omtrent de middelen, waarmede men die taak wil vervullen, omtrent het gebruik van kustgeschut, het maken van nieuwe forten, het gebruik van torpedomaterieel of van een artillerievloot en eindelijk de vraag of de kustforten in beheer bij Marine zullen overgaan of niet.

In dat licht bezien is de aanvrage van dit pantserschip voor Indië een zeer ergerlijk vooruitloopen, want hoe wordt door dezen Minister de aanvrage verdedigd? In vier stellingen, die men op bladz. 4 van de Memorie van Antwoord kan vinden.

Ik maak er nog eens opmerkzaam op, dat het hier gaat om een schip voor Indië. De stellingen nu luiden kortelijks aldus. De eerste: de „Kortenaers" deugen niet. Zijn de „Kortenaers" Indische schepen? Neen, dat zijn schepen speciaal aangewezen voor de kustverdediging in Nederland.