1048

korte mededeelingen.

Twee dezer schepen, de „Falmouth" en de „ Darthmouth", hebben hun proeftochten beëindigd en behaalden resp. 27 en 25.9 mijl.

Het type is een verbeterd type „Bristol" (4900 ton, 5 schepen van program 1908, 25.8-26.8 mijl) en schijnt uit een groot aantal schepen te zullen bestaan. Drie kruisers van het program 1910: „Dublin", „Southampton" en „Chatham" wijken er alleen van af in een kleine vergrooting van deplacement: 5500 ton in plaats van 5300, de drie Australische kruisers van het program 1911: „Brisbane", „Melbourne" en „Sydney" zijn eveneens van 5500 ton.

In October '11 zijn 3 kruisers van dit type, die een waterverplaatsing zullen krijgen van 5530 ton, op stapel gezet bij Armstrong, Vickers en Beardmore, en eindelijk zullen de 4 Canadeesche kruisers, die in 1910 zijn toegestaan, ook van dit type zijn.

De „Dartmouth's" verschillen voornamelijk van de „Bristol's" door hun grootere breedte 14.80 M. in plaats van 14.30 M., waardoor de waterverplaatsing van 4900 ton op 5300 ton gebracht kan worden, het pantserdek is dikker en de artillerie zwaarder. Deplacement 5300 ton, lengte 131 M., breedte 14.80 M., diepgang 4.70 M., bewapening: 8 kns. van 15.2 cM. L. 50, 4 kns. van 4.7 cM., 2 onderwaterlanceerinrichtingen v. 53 cM. Pantserdek 51 a 26 mM. CuRTiss-turbines, die 2 schroeven bewegen op de „Ynrmouth", de andere Parsons turbines en 4 schroeven, 12 YARROw-ketels, 23000 I.P.K., 26 a 27 mijl, 650 a 1000 ton kolen, vloeibare brandstof, 380 man equipage.

Sterk bewapend en goede zeeschepen zijnde, hebben deze kruisers 1000 ton meer waterverplaatsing, dan hun Duitsche tijdgenooten „Köln", „Augsburg", „Mainz" en „Kolberg".

De „ Weymouth's" schijnen bestemd te zijn voor verkenningsdiensten bij de marinestations en vervolging van koopvaarders, terwijl de „Boadicea", Amphion", etc, meer verkenners voor de eskaders zijn.

Over de verblijven van de état-major op de „Orion",

overigens op ieder „Dreadnought"-type verschillend, schrijft de „Times":

Op de „Orion" is de zich op het opperdek vooruit bevindende admiraalskajuit niet ingericht zooals op de „Neptune", maar beslaat ongeveer dezelfde ruimte. Het verblijf strekt zich over de geheele breedte van het dek uit, de ontvangkamer bevindt zich aan S.B., de eetkamer aan B.B., met een portaal er tusschen. De badkamer en slaaphut bevinden zich hiervóór.

Het in donker mahoniehout gehouden meuibilair vormt een fraai contrast met de wit geëmailleerde wanden en dekken deikamers.

In het voorste gedeelte voert een trap naar het zich er boven bevindende sloependek.