1046
korte mededeelingen.
voorloopig genoemd onder de letter A, is den 2den Dec.'11 gelegd bij Armstrong.
Van dit slagschip is het volgende bekend:
Deplacement 28000 ton, lengte 190 M., bewapening: 10 kns. van 35.6 cM., 16 kns. van 15.2 cM., 4 torpedolanceerinrichtingen van 53 cM., snelheid 23 mijl met 45000 I.P.K., kolenberging 1000 a 3500 ton. Het pantserschip moet begin 1913 voltooid zijn.
Duitschland.
De „Mar. Rund." publiceert in een van haar laatste nummers, gewijd aan de nagedachtenis van Frederik den Qrooten, de gegevens van het slagschip van dien naam.
Deplacement 24500 ton, lengte 172 M., breedte 29 M., diepgang 8.30 M., vermogen 25000 P.K., vaart 21 mijl, kolenberging 1000 ton, totale brandstof berging 3600 ton. Bewapening: 10 kns v. 30.5 cM., 14 kns. v. 15 cM. en 12 kns. v. 8.8 cM.
De zware kns. zijn paarsgewijs opgesteld in 5 torens: 1 vooruit, 2 en échelon en 2 achteruit, waarvan de voorste over de achterste heen vuurt.
Het is niet duidelijk, waarom men deze 2 torens niet op een dergelijke wijze vóóruit heeft opgesteld.
Het schip, dat in Hamburg is gebouwd, is in Sept. '09 op stapel gezet, den 10d™ Juni '11 te water gelaten en moet in den herfst van dit jaar gereed zijn. Het vormt met de slagschepen „Kaiser" en „Kaiserin" (reeds van stapel geloopen) en de „Prinz Regent-Luitpold", die dezer dagen te water wordt gelaten, de eerste divisie turbineslagschepen van de Duitsche marine.
Engeland.
Het gerucht wordt bevestigd, dat de „Orion" zóó geslingerd heeft, dat men voor het behoud van het schip gevreesd heeft. Het is nu noodig kimkielen aan te brengen, maar men kan daar niet dadelijk mee beginnen, omdat de „Dreadnought"dokken voor andere doeleinden moeten worden gebruikt.
In Duitschland, waar de dokquestie te rechter tijd onder de oogen is gezien en men vele nieuwe dokken heeft aangebouwd, was men na gereedheid van de eerste serie „Dreadnoughts"' dadelijk na de proeftochten, klaar om de noodzakelijk gebleken kimkielen aan te brengen.
Het sterke slingeren van de schepen is een onmiddellijk gevolg van de vergrooting der breedte, terwijl de diepgang ongeveer hetzelfde bleef.
Terwijl de schepen vroeger gewoonlijk een te geringe stabiliteit hadden, lijden alle „Dreadnoughts" tengevolge van hunne groote breedte aan te groote stabiliteit. De metacentrische hoogte, die vroeger op bijna alle schepen minder dan 1 M. bedroeg, is nu altijd 2 M. Dit veroorzaakt bij de groote deplacementen in hooge zee zulke rolbewegingen, dat het richten zeer bemoeilijkt wordt.