CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE.
205
26 Juni * Hermina Marie Amersfoordt—
Dijk 1821-1892.
* Giuseppe Saverino Raffaele
Mercadante 1797-1870.
27 * Albert Loeschhorn 1819—1905. „ * Friedrich Silcher 1789—1860.
28 „ f August Wilhelm Ambros 1816
-1876.
„ * Robert Franz 1815—1892.
„ * Hans Huber 1852.
„ * Joseph Joachim 1831-1907.
* Johannes Henricus Loser 1850. 30 „ * Florimond Ronger Hervé 1825
— 1892.
„ f Joseph Mertens 1834—1901.
De zeventiende van deze maand, Gounod's geboortedag, had een eeuwfeest kunnen brengen, geen grootsch, maar nochtans een internationaal en zeker een vriendelijk.
Misschien is er toch iets van dien aard, Wij lezen dat te Frankfurt een Gounodtentoonstelling komt, en vonden, zoo lang gewend aan oorlogsgeestesgesteldheden, 't haast bemoedigend. Riemann evenwel zegt in 't lexicon: Gounod's Stil ist uns Deutschen sehr sympathisch, denn er ist fast mehr deutsch als französisch und erinnert manchmal an Weber oder Wagner; er ist freilich nicht ganz rein und fallt zuweilen ins Sentimentale oder Chansonmaszige. Zouden zijn stamgenooten dat met hem eens wezen? De bedenking lijkt hun allicht juist, en wie zou die tegenspreken? Maar de verklaring der genegenheid? Ja, Gounod heeft het algemeen negentiend'eeuwsch-oudromantische dat men Duitsch acht waar men het door Duitschers kent; de schakeering zweemt bij hem, dunkt mij niet zoozeer naar Weber en Wagner als naar Mendelssohn en soms naar Schumann, in enkele zachte, beschouwelijke melodiesoorten namelijk en ondanks zijn ook naast Mendelssohn's trant weinig geconcentreerde, losse, wat oppervlakkige zetting. Maar anders is zijn muziek toch de meest Fransche van haar tijd, zoo niet van alle tijden. De Duitschers moeten dat nog duidelijker
dan wij voelen; zij worden immers wegens de scherpere tegenstelling vanouds nog sterker door de Franschen aangetrokken, ondergingen meer invloed van Fransche toonkunst (door de Bach's en Gluck bijvoorbeeld) en „existieren" niet zonder veel meer Fransche woorden dan wij gebruiken. Met al hun eerbied voor Goethe worden zij door Gounod's „Margaretha" zeker niet minder bekoord dan wij door zijn „Faust". Het is eigenaardig zooals Riemann in de jongste vier uitgaven van het lexicon tdkens zijn opmerking over dat werk heeft gewijzigd. Eerst was het „von den Deutschen vielgeschmahte" „nicht eine Verhunzung des Goetheschen Faust" en beter dan uit lang geredeneer bleek dat uit het feit dat Wagner geen Faust-drama schreef en Gounod zelfs complimenteerde met een herinnering in Die Meistersinger, bij Walther's aanspreken van Eva. „Nicht eine Verhunzung" werd „keine allzuarge Verballhornung." Het smaadvermelden en 't zonderling tegenpleiten der ontstentenis van een tooneelbewerking der stof door Wagner bleven eindelijk weg, en er kwam: Gounod's Faust ist zwar kein Musikdrama aber als Oper im alteren Sinne eine vortreffliche Ausgestaltung des Goetheschen Faust. Deze betwistbaarheid moge met die van Wagner's opzettelijk of onopzettelijk citaat in den volgenden druk verdwenen zijn en plaats gemaakt hebben voor een statistiek van de herdenkingsopvoeringen. Ook Duitschland krijgt dan vermoedelijk geen klein getal.
De zestigjarige Faust-opera blijft Gounod, nu hij welhaast een kwarteeuw dood is, het best vertegenwoordigen met een op haar gebied — ook als wij dat ruim nemen — waarschijnlijk over de wereld ongeëvenaarde populariteit.
Zij teekent in zijn leven een scherpe grens tusschen een tijdperk van onberoemdheid en een van beroemdheid. Wij moeten hem ons even voorstellen, zij het