200

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

vele belangrijke vereenigd zijn in een bundel, die in 1915 in de uitgave van de Wereldbibliotheek het licht heeft gezien.

Werk van een kwarteeuw op een terrein, dat door den schrijver allerminst is beschouwd met het oog van den vakman maar met een veel wij deren blik, dien van den wijsgeer en aestheticus,

Op 36-jarigen leeftijd — in 1886 — begon Berckenhoff zijn werkzaamheid als correspondent van deN.R. C. te Amsterdam en leefde als zoodanig de ontluiking van het muzikale leven in de hoofdstad mede; hij meende ten deze een roeping te moeten vervullen en met vele anderen heeft hij op krachtige wijze de grondvesten, waarop het Concertgebouw rustte, door zijn bezielende taal versterkt.

Toegerust met betrekkelijk geringe vakkennis, zocht hij inwijding in de theoretische leer bij Bernard Zweers, terwijl ook de uren met Willem Kes doorgebracht, even zoo vele hem tot dusver onbewuste openbaringen werden.

Zoo raakte Berckenhoff met zijn steeds beschouwende natuur tot het schrijven van essays, waarin minder de technische zijde is opgespoord, maar, gelijk hij zelf in het voorbericht van zijn bundel heeft getuigd, met betrekking tot of naar aanleiding van een compositie, een componist of een uitvoering, een vraag van min of meer algemeene strekking is aangeroerd.

Zóó ontstond een doorwrochte studie over Beethoven en zijn symphonieën, een opstel, dat ver reikt buiten de grenzen van het couranten- of tijdschrift-artikel en als kostbaar document van de in ons land verschenen monographieën verdient te worden gereleveerd.

Berckenhoff's vereering voor Bach en zijn vorstelijken vertolker Messchaert hebben groote bekendheid verkregen.

Daarbij werd de door Berckenhoff spoedig doorpeilde materie verwerkt in een vorm als waarin slechts weinigen hem kunnen evenaren; de vorm, waarin elk

stuk moet gevat zijn, was voor hem zóózeer van gewicht, dat ik niet aarzel hier te herhalen een citaat uit een brief, dien ik eens van hem ontving: „En daar in kunst zelf het eerste en laatste is: voornaamheid, moet ook de kunstcritiek daarnaar trachten. Ik zou haast een parodox wagen: Wat je zegt komt er minder op aan, als je 't maar voornaam zegt."

En voornaam is Berckenhoff steeds in al zijn uitingen geweest.

Figuren als Berckenhoff zijn te zeldzaam in onze samenleving dan dat ze vergeten mogen worden. Bezield idealisme, eenvoud in handel en wandel, loutert en leidt hen bij de schoone taak aan welke zij zich in het belang der maatschappelijke ontwikkeling hebben gegeven.

Zulks bij het leven van dezen man te mogen getuigen was mij steeds een behoefte; nu hij dood is lijkt het dubbele plicht dit nogmaals in een kort gedachteniswoord neer te schrijven.

S. BOTTENHEIM.

(Gedeeltelijk zonder auteucsrevisie).

W. J. OTTO LESSMANN f, de hoofdredacteur en eigenaar van de „Allgemeine Musik-Zeitung", (Riemann vertelt: die er mit groszen Umsicht redigirt") is overleden.

Hij studeerde piano bij Hans von Bülow en compositie bij Fr. Kiel, was eenige jaren huisleeraar van den graaf Brühl, werd leeraar aan het „Sternsche Conservatorium", later aan Tausig's hoogere klavierschool, had daarna een eigen muziekschool en werd ten slotte de leider eener andere. Hij is ook zangleeraar aan het „Schar wenka Konservatorium" geweest (studeerde indertijd zang bij Teschner) en componeerde veel, waaronder bekend geworden liederen. Een veelzijdig man die grooten invloed heeft gehad, is met hem geengegaan.