198

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

nog toe onbekenden landgenoot in menig opzicht belangwekkend en een der groote „ontdekkingen" van het afgeloopen seizoen. Behalve deze drie liederen hoorde men hier van hem nog een groote symphonie. Pijper is een stellig buitengewoon talent, wiens ontwikkeling in hooge mate de aandacht verdient. In de eerste plaats treft zijn technische beheersching, die voor een 23-jarige zeer opmerkelijk is, in de tweede plaats een symptoon van zekere oorspronkelijkheid. Deze laatste eigenschap laat zich vooralsnog moeilijk aanwijzen, want Pijper verkeert geheel onder den invloed van twee stroomingen, eenerzijds die der moderne Franschen, anderzijds die van Mahler. De invloed der Franschen spreekt onmiskenbaar uit zijn orkestliederen, die van Mahler domineert bijna volstrekt in zijn symphonie, welke men zelfs grootendeels een Mahler-copie zou kunnen noemen. Laat men echter niet vergeten, dat Pijper eerst 23 jaar oud is; zou men van een normaal menschenkind op .dien leeftijd innerlijke zelfstandigheid kunnen eischen, of liever gezegd: pleit het geïnfluenceerd zijn onder die omstandigheden tégen zijn talent? Ik geloof het niet, en voor den aandachtigen toehoorder geven èn de liederen èn de symphonie aanwijzingen dat ónder onbewust plagiaat iets zeer bizonder eigens kiemt, dat, zoo het zich vrij ontwikkelt stellig tot iets opmerkelijks zal volgroeien.

Ik sprak hier over Mahler-invloed. Dat een 23-jarige componist in zijn werken een Mahler-enthousiasme niet kan verbergen, lijkt zeer verklaarbaar. Doch wat moet men ervan denken, dat een reeds lang gerijpt kunstenaar zich aan dien invloed niet kan onttrekken, dat een Johan Wagenaar zich nog door Mahler laat inspireeren? Het is vreemd, doch in het adagio zijner Sinfoniëtta heeft Wagenaar zijn eigen ik door dat van Mahler laten onderdrukken. In andere deelen heeft Wagenaar zichzelf niet verloochend, vooral

niet in de finale, een frisch, levendig deel, gebouwd op de melodie der Harderwijksche Studentenmarsch — de Sinfoniëtta is een soort dankbetuiging aan den Utrechtschen Senaat voor zijn promotie tot doctor h. c.

Toch draagt het geheel te zeer het karakter van gelegenheidsmuziek: knap, vlotgeschreven, muzikaal, zooals men dat van Wagenaar kan verwachten, maar innerlijk niet zoo diep en sterk.

(Slot volgt.)

Personalia.

C. v. d. LINDEN, f

Van der Linden, de man van de Nederlandsche Opera, algemeen als „Kees van der Linden" bekend is te Amsterdam overleden. Hij zou in Augustus 79 jaar oud geworden zijn.

De Dordtenaar, die vele jaren in zijn vaderland en in de omliggende plaatsen lessen gegeven en dirigent-werkzaamheden verricht had, vestigde zich in 1888 te Amsterdam; de stichter der Nederlandsche Opera, de Groot, had hem als 1ste dirigent geëngageerd. Stichter der Nederlandsche Opera, gelijk men zoo vaak zegt is v. d. Linden dus niet geweest; wel de man, die, toen de Groot na een paar jaar de zaak hopeloos verdeeld zag, met alle kracht en energie de boel aangepakt en gedurende eenigen tijd tot hernieuwden bloei gebracht heeft, natuurlijk dank zij de voortreffelijke medewerkers die in die dagen hem ten dienste stonden. Inderdaad is er een tijd geweest dat de Nederlandsche Opera tot zeer bijzondere dingen in staat bleek: de beste Meistersinger vertooning welke wij in ons land gezien hebben, is die van C. v. d. Linden's Nederlandsche Opera geweest.

Welk een vasthoudendheid, een taaie wilskracht huisden er in dezen man, die van geen opgeven wist. Met hoeveel tegenspoeden had hij te kampen ! Financieel wilde zijn instelling heelemaal niet