vaardigd naar 't ontwerpvan Dr. P. Cuypers : het is toegewijd aan St. Jan Baptist, den patroon der kerk. De gebrandschilderde ramen, evenals die van den anderen zijbeuk, zijn afkomstig van hetatelier van Den Rooyen te Roermond. Hier stellen zij een paar tooneelen voor, betrekking hebbende op den grooten Voorlooper van Christus. Van het groote transept-raam is in fig. 7 niets dan'tprofiel te zien; in fig. 8 geven wij daarom nog een kijk op hetzelfde raam in het andere dwarsschip.
Ook hier treft ons weer de harmonie der constructie. De spitsboog is alleenheerschend, behalve aan het kleine altaartje in romaanschen trant door Houtermans te Roermond uitgevoerd. Men heeft blijkbaar het algemeen karakter der zijbeuken, dat romaansch is, in de zijaltaartjes willen doorvoeren en ons dunkt volkomen terecht. De transepten zelf zijn anders niet alleen gothisch gewelfd, maar ook zoo overvloedig verlicht, dat de zware indruk van 't romaansch hier niet gevoeld wordt. Het mocht echter ook niet zoo met de rest der kerk contrasteeren, dit transept, dat de eenheid van werking verloren ging; dat voelde de bouwmeester ook en daarom gaf hij het geheel eene tamelijk zware geleding, gaf hij het groote drieraam eene breedte (M. 3,68) die ten opzichte der hoogte (M. 5,84) groot is te noemen. ') Door de prononceering der verticale lijnen ver-
') Voor belangstellenden volgen hier nog eenige andere afmetingen: lengte dergansche kerk (met koor) ± 30 M.; breedte ± 17 M.; — lengte van 't
kreeg men slankheid, door het aanbrengen van een schaduwrijkedeklijsten een rechte horizontale cordon over de drie spitsbogen, behield men tegelijkertijd de noodige rust. Beschouwt men het gothisch venster-drietal op zichzelf, dan mag men zeggen: „het raam is breed", doch onwillekeurig glijdt de blik langs de uiterste kolommetjes omhoog tot in het toppunt boven de rozet: dan wordt het gansche vlak eén raam, bestaande uit de bekende motieven: spitsboog-vensters (hier drie, in 't raam rechts twee) bekroont door een eenvoudig versierde rozet.
De glasschildering in het middelste der drie ramen stelt de H. Anna voor met hare gezegende Dochter; men ziet, een sierlijke slanke beeltenis. Vlak daaronder op een oud eenvoudig piëdestal, staat verlaten en alleen, schamel tusschen twee schamele bloempjes een wonderschoon beeldje van Maria, de smartvolle Moeder, ,,'t Is een oud ding", zei mijn eerwaarde gids, „maar mooi, nietwaar? 't Is jammer dat het daar zoo in een hoek moet staan", voegde hij er medelijdend bij. Men zag het, hij kende de schatten van zijn kerkske; doch, om den indruk geloof ik, staat het zoo, verlaten en alleen, het beste! Een arme vrouw is het, een heilige, de handen zoo eenvoudig, zoo natuurlijklosinelkander gevouwen, de oogen ver weg starend in stille smart. Waarlijk, die dit houten witgeverfd beeldje heeft gehouwen, hij
koor 10 M.; breedte 7 M.; breedte van zijbeuk 3,58 M.
271