punt. Als het koor nu niet rechthoekig op het schip stond, maar geheel scheef, was er spoedig een uitleg gevonden met beroep op het symbolisme van het gebogen hoofd van Christus aan 't kruis, waartoe sommigen nog altijd, ook ondanks de bij na onaantastbare weerlegging van De Lasteyrie, gaarne hun toevlucht nemen. Maar dat is hier het geval niet. Als men goed toeziet, helt het koor in zijn geheel niet over naar, links, maar enkel de linkerlengtemuur een weinig naar rechts. Wanneer men zich hiervan wil overtuigen, kan men, een lineaal leggende langs de voegen en lijsten der zijmuren, bevinden dat die van den rechterzijmuur perspectivisch samenloopen in het verdwijnpunt der kerk-lijnen (op den bidstoel dus), terwijl die van den linkerzijmuur iets meer naar rechts haar eigen snijpunt hebben, — en dat beteekent in casu een afwijking van dezen muur naar binnen.
Doch er is nog meer scheefheid; vooral het gewelf toont dat duidelijk. Wij geven er hier een benaderend schema van (fig. 4): het ziet er bepaald ontwricht uit, met name is dat consoletje, links in den hoek zoo heelemaal alleen, ongelukkig terecht gekomen! Hier voorzeker mag men nog een bewijs te meer vinden voor de stelling van De Lasteyrie, Fr. X. Kraus e.a., en zeggen dat dit later aangebouwde koor door gebrek aan technische middelen en bekwame, oplettende leiding, ten opzichte der kerk misplaatst en in zich zelf gebrekkig uitviel. Met volledige, in eéns afgewerkte plannen was
men toen niet zoo bij de hand als thans. Fig. 5 toont hetzelfde koor, gezien vanaf den preekstoel. Van daaruit kijkt men derhalve zoowat recht op de apsis met de vijf ramen, wel een teeken dat de scheeve stand aanzienlijk is. De vijf met ramen doorbroken zijden zijn echter geen vijf gelijke zijden van een tienhoek: de hoeken a. b. c. zijn grooter dan e. f. g. en de afstand tusschen de ramen is in b. bijv. grooter dan in f. Het gewelf zelf blijkt nu ook alles behalve kunstig te zijn uitgevoerd; de vakken zijn niet gansch regelmatig bewerkt, de ribben niet mooi gespannen, maar met ongewenschte bochten en kleine verzakkingen. Kortom, alles geeft ten slotte den indruk, dat hier, wel met eenigen smaak (de ramen met hun goede proporties en sierlijke omlijsting), doch zonder constante leiding en voldoend overleg werd te werk gegaan. Ook metsmaak,zeiden wij, want het defekt in deze koorconstructie, hoe aanmerkelijk technisch ook, is voor den indruk niet zoo fataal als men verwachten zou (vgl. fig. 3).
In den vloer van het koor bevindt zich een eenvoudige grafsteen van Joannes Knippenbergh, pastoor, gestorven in 't jaar 1664. Zeer eigenaardig is aan den epistelkant de ampullen-nis, waarvan wij hier een teekening geven (fig. 6). Bij de afbraak van 't koor is het te hopen dat ze behouden kunne blijven ; en wanneer dat geschiedt, zal er met dit sloopwerk niet veel zeldzaams verloren gaan. Men zal integendeel door een sober-gothisch nieuw koor te bouwen (maar dan geen
269