FIG. 2. AFBEELDING VAN OMSTREEKS 1611.
mond en zelfs het land verlaten, doch door zijne heldhaftige hulp in den strijd tusschen de Hollanders en Guido van Avesnes, bisschop van Utrecht, in 1301, werd hij weder in het bezit gesteld van zijne „Heerlijkheden" en hij stierf er in 1302.
Wij slaan eenige H.H. Jacob van den Woude over.
In 1396 werd Jan van den Woude tot Ridder geslagen, wegens betoonden moed in den strijd tegen de Friezen, in 1399 verkreeg hij de Heerlijkheid Warmond als een vrij en erfelijk leengoed, in 1402 verhief Hertog Aalbrecht van Beyeren „ten gunste van Heer Jan van „den Woude, ridder, de Ambachtsheerlijkheid Warmond, met het herfstschot, „tot eene vrije of hooge Heerlijkheid", en uit erkentelijkheid stichtte hij in 1410 en 1413 de twee aanzienlijke conventen, wier namen hier na volgen, te Warmond, die hii krachtig geldelijk steunde.
Wellicht had heer Jan hetaan deze mild¬
heid ten opzichte van de „gewijde muren" te danken dat: „Hertog Willem van „Beijeren in 1416 Heer Jan van den
„Woude, ridder, Heer van Warmond „verlijdt met het Ambacht van Alke„made".
De schikgodinnen hadden evenwel beslist den braven heer Jan niet vele jaren de gelegenheid te geven om te overpeinzen hoe de deugd reeds hier op aarde (wel eens) beloond wordt en om van de daaruit voortvloeiende stoffelijke zegeningen te genieten, want de oude kronieken vermelden: „In 1420verlijdtJa„coba van Beijeren Jacob van den Wou„de, Heer Janszoon, met de Heerlijkheden, Ambachten, „tienden en renten hem „van zijnen vader aanbestorven en van „haar te leen gehouden". In 1417 had hij trouwensreedseen goudvischje binnen de muren van het vaderlijk slot weten binnen te loodsen in den vorm van een rijke bruid — ofegadat weet ik nietprecies— Jonkvrouw Reintgen van Brakel.
Edoch er waren in dien tijd ook al voorzichtige schoonpipa's en „huwelijksch voorwaarden" waren toen reeds uitge¬
vonden. Misschien had papa van Brakel reden om te onderstellen: dat de deugd
247