WANDELINGEN DOOR :: OUD-DE VEN TER. ::

VI.

•^■oven op dezen heuvel staat de fe^y^l St. Nicolaas-of Bergkerk. De f^gÈ) j overlevering wil —bewijzen - Ja zijn er niet — dat hier voormaals de burcht stond van Davo, den heros eponymus van Deventer. In 't begin der 13e, misschien wel in 't laatst der 12e eeuw werd hier eene kapel gebouwd, gewijd aan den heiligen Nicolaas, den patroon der zeevaarders. De stichters droegen het priesterambt op aan een kanunnik uit het Norbertijner klooster Vaerle bij Coesfeldt, door den abt daarvan te benoemen. Nadat er eenige jaren getwist was met het kapittel van St.Lebuinus,hetwelkzich hiertegen verzette, werd na minnelijke schikking in 1206 de kapel ingewijd door Albert, den vijfden bisschop van Lijfland. Voortaan was zij nu de tweede parochiekerk. De kerk, welke groote overeenkomst vertoont met de kerken der Oostzeesteden, op welke Deventer uitgebreiden handel dreef, heeft den vorm van een Latijnsch kruis en een hoog middenschip met lage zijschepen, als omgang om het koor doorgetrokken. Bij hettransept was aan weerszijden eene sacristie, waarvan de zuidelijke eenige jaren geleden tot eene kosterswoning verbouwd is. Degeheel overwelfde kerk heeft eene lengte van 56 M., en eene breedte van 41 M., genomen over het transept, terwijl de hoogte van het middenschip onder de

kruin der gewelven 20 M. en die der zijbeuken van 12.50 tot 13.15 M. bedraagt. Het transept is ongeveer even hoog als de zijschepen.

De hoogte van het middenschip overtrof oorspronkelijk die der tegenwoordige zijbeuken niet, wat voor deskundigen bij de aansluitingtusschenkerkentorens duidelijk waarneembaar is. De zijbeuken, welke thans in de breedte buiten de torens uitsteken, moeten aanvankelijk van geringere afmetinggeweest zijn ; men kan dit opmaken uit de liseenen en rondboogfriesen aan dat deel der torens, 't welk oorspronkelijk buitenwerk thans binnen de kerk besloten is. Daar de kerk van verschillende steensoorten is opgetrokken, bestaat er aanleidingte vermoeden, al zijn hare onderdeelen in- en uitwendig vrijwel van gelijk karakter, dat hare verbouwing bij tusschenpoozen heeft plaats gehad. Tufsteen toch is gebezigd aan de muren van het middenschip bij gedeelten, die verborgen zijn achter de daken der zijschepen, het transept en het noordelijk zijschip, terwijl het zuidelijk zijschip en de kooromgang van baksteen zijn. Het gewelf van den rechterzijbeuk werd volgens Revius in 1463 gemaakt. De naad zonder verband, dien men speuren kan in demurenvanhetmiddenschip bij het transept, wijst er op, dat aldaar het bouwen tijdelijk gestaakt werd. Het hooge middenschip zal wel later getimmerd zijn dan het lage transept en als gevolg van eene allerlaatste vergrooting zullen de zijschepen aan te merken zijn, die den kooromloop in breedte aanzien-

225