DE OUDE ST. PETER :: TE ARNHEM. ::
HïT\!Or7anneer 'n dezen zomer, welke ffl/j naar wij allen hopen beter i\v v/• weer za' geven, dan die van muLJÈ 1909, weer duizenden optrekken naar de wonderschoone bosschen rondom Arnhem, dan zal menigeen na een heerlijken dag doorgebracht te hebben aan murmelende beekjes of genoten te hebben van de altijd mooie riviergezichten terugkeerend in de levendige winkelstraten van de bloeiende stad met verwondering aanschouwen dat mooigothische, op het eerste gezicht kloosterachtige huis, waarin de firma de Klark een groote zaak van antiquiteiten gevestigd heeft. Want te midden van moderne of in den loop der tijden gemoderniseer de winkelpuien ziet devreemdelingdaar nog in de hooge boogvensters van de bovenverdieping en in de spitse fraaie hangtorentjes een overblijfsel van vroegere bouwkunst.
Daar Arnhem niet kan bogen op vele aardige oude geveltjes, weinig gebouwen bezit, die ons verhalen van architectonische schoonheid uit vroeger eeuwen, zoo zal het zeer zeker den talrijke bezoekers van Gelders hoofdstad aangenaam zijn iets meer te vernemen van dit fraaie winkelhuis.
Het geheele gebouw doet denken aan een klooster en werkelijk heeft het die bestemming ook gehad, tenminste in de fundatiebrief moest het een hospitaal en geestelijk huis blijven waarin de armen
en zieken overeenkomstig de inkomsten werden opgenomen en gevoed. In het jaar 1401 werd ditSt. Petergasthuis door Joan van Arnhem gesticht. Deze was kanunik te Utrecht en stond bij testamentaire beschikking zijn huis in de Rijnstraat, „de Altmeynte" of „de Munt" geheeten af, benevens eenige landerijen, om daarvoor een gasthuis voor ouden en zieken in het leven te roepen, welke stichting in 1405 met de kerk door een wijkbisschop aan St. Peterwerd toegewijd.
De landerijen, welke de stichter aan het Gasthuis legateerde bestonden o.a. in de helft van 29 morgen land onder Elden, 4 morgen onder Rouwen bij Utrecht, 9 morgen aan den Ouden Rijn, 15 morgen bij Vloten en twee uitgangen, een van een hofstede te Utrecht groot 201ood fijn zilver, en een tweede van 10 lood fijn zilver 's jaars. Behalve deze fondsen kwamen nog talrijke opdrachten van erfrenten uit huizen en hofsteden van particulieren, zoodat een en ander maakte, dat de stichting betrekkelijk rijk werd. Wat het bestuur van dit gasthuisaangaat, valt te vermelden, dat het zou bestaan uit vier regenten, waarvan er twee schepen van de stad Arnhem moesten zijn; de twee anderen moesten gezocht worden uit de procuratores der kloosters, Monnikhuizen en Mariaborn (het tegenwoordige heerlijke landgoed Mariendaal).
Behalve dat men aan zieken en behoeftigen, zoowel vreemdelingen als burgers, herbergingen verpleging wilde verschaf-
219