romantische manier bewerkt: zoo weinig mogelijk symmetrie en geen andere dan de gebogen lijn. De slingerpaden met hun niets zeggende flauwe golflijn en de appel- en peervormige perken in veel van onze tegenwoordige tuinen, zijn nog een overblijfsel uit dien tijd. Uit Duitschland kwam door Lenné en Schinkel nog eens een streven in den tuin de rechte lijn terug te brengen en de gebogen lijn alleen aan den grooteren opzet van het park over te laten. Zij voerden ook het mozaïkperk in naar oude modellen van den Lenötrestijl samengesteld en uitgevoerd in met zorg gekozen planten en kleuren. De mozaïkbedden vonden genade in de oogen der tuinlieden, maar de rechte lijn niet. Confituurtaartachtige perken of kronkelende slingers van allerlei planten en kleuren werden nu gebruikt. Men beging met de mozaïkbedden de grootste buitensporigheden; in Arr. ;rika schijnt men er zelfs portretten van Lincoln en Washington mee gemaakt te hebben. Weer zijn het: de Engelschen, die aan het eind der tachtiger jaren aan het hoofd van een nieuwe beweging in de tuinkunst staan. Spoediger dan in de andere landen werd in Engeland begrepen, dat de tuin geen kunstwerk meer was. Men maakte een vrije variatie van den Lenötretuin, passend bij onze tegenwoordige begrippen dat struiken, boomen en bloemen levende wezens zijn met een eigen „karakter" in groei en kleur. De Engelschen gebruiken terrassen, heggen, geschoren palmboompjes, buxusranden, fonteinen,
zonnewijzers, beelden, zelfs mathematisch aangelegde perken rondom het huis; ook aan de voorliefde voor grasvlakten zijn ze getrouw gebleven en den „mount" der middeleeuwen vindt men ook nu terug langs menigen tuinmuur. Het nieuwe, wat de Engelsche tuinkunst ons heeft gebracht, is dus niet de aanleg, want zij bezigt oude motieven, maar het is vooral het gebruik, dat zij van de plant maakt, (fig. 24) De Engelschen zijn er mee begonnen de planten en bloemen daar te zetten, waar zij het weligst groeien; zij zochten er naar, het „karakter" der plant niet te schaden en haar decoratieve beteekenis te behouden. Vooral door den invloed van Japan kwam er in eens een groote belangstelling voor bloemen en men begon er een studie van te maken, hoe men van een plant het meeste genot kan hebben.
De moderne tuin getuigt dus niet van het naïve meeleven met de natuur, zooals in de middeleeuwen, niet van het onderwerpen der natuur aan onzen wil, zooals tijdens den Lenötrestijl, ook niet van het weergeven van een landschapsbeeld, niet van het zoeken naar een litterarische stemming, maar van een eerbiedigen van het karakter der plant, opdat zij in al haar schoonheid kan groeien en bloeien.
Zutphen, October 1909.
Jonkvrouw Clara Engelen.
217