tuur zij onze leermeesteres! Ook in Duitschland verhieven zich omstreeks dien tijd stemmen om de verloren natuur te herwinnen, maar uit Engeland kwam vooral de ernstige beweging tegen Lenötre. Kent was de man, die met het oude brak, die in de parken de natuur terug riep, een zichtbare uiting van den tijdgeest, die ook uitgesproken werd in de gedichten van Thomson en Pope (fig. 21). Kent's principe was: het park zij een deel van het landschap; daarom kooshij grasvlakten met bloemen en boomgroepen van verschillenden kleur en vorm : dennen, olmen, zilverpopulieren, die vrij hun takken mochten ontvouwen. Inplaats van de fontein, en het bassin met stilstaand water legde hij beken en watervallen aan. Het wegnemen van den tuinmuur bewijst een grooten stap naar het naturalisme; geen omheining meer, de tuin en het landschap moeten één zijn! Weinig kon Kent vermoeden, hoe slecht zijn navolgers deze uitspraak verstaan hebben. Hij echter was kunstenaar zoowel als schilder en begreep, dat niet elk willekeurig stuk natuur voor een tuin geschikt is en dat een omsloten ruimte andere eischen heeft dan een landschap met zijn grootere verhoudingen. Hij gebruikte voor paden en perken inplaats van Lenötres rechte, de gebogen lijn. De tuinen van Hampton Court en Kew werden door Kent aangelegd en nu nog is men verrastoverdeafwisselingvan de mooie boomgroepen die de groote, welige grasvlakten versieren. Nadat Kent in een werk van Chambers

over gewoonten en gebruiken in China had gelezen, nam hij, naar Chineeschen aard, verschillende natuurtafereelen in zijn tuin op, om zooveel mogelijk afwisseling te krijgen. Ook bracht hij pagoden enChineesche theetenten aan; later, naar eigen vinding kiosken,tempels en ruïnen. Van deze gebouwen, die de Franschen „les fabriques" noemden, maakte hij een praktisch gebruik, ijskelder, zomerhuis of koetsierswoning. De stijl van Kent werd eerst na 1750in Engeland overheerschend en verbreidde zich tegen het einde der 18e eeuw verder over Europa. Uitstekend paste Kents landschapstuin bij den Franschen geest, die zich uit de boeien van het formeele begon los te maken. In 1761 verscheen Rousseau's Nouvelle Héloïse, waarin hij een tuin beschrijft, het Elysée vanjulie, dat ons doet denken aan den stijl van Kent: „Je suivais des allées tourneuses et irrégulières,

„Vous ne voyez rien d'alligné."

Naast het deftige park van Lodewijk XIV ontstond nu het luchtige Klein-Trianon (fig. 22) van Marie Antoinette in Kents landschapsstijl. Het is in zijn soort een even groot kunstwerk als het park van Versailles. Het berust echter op een ander principe. Vooral op de groepeering der planten komt het hieraan, die als decoratie-stoffage van hetlandschap dienen om hun lijn en kleur. De boomen mochten nu weer hun takken vrij uitspreiden mits... ze decoratief bleven; want in deze landschapstuin werd evenals in den

214