FIG. 21. LANDSCHAPSTUIN IN DEN GEEST VAN KENT;

NAAR RIAT, L'ART DES JARDINS.

Hovenier" gaf er in zijn werk verschillende beschrijvingen en platen van. (fig. 15) Een soort waterval met trappen vormde het zoogenaamde „buffet" (fig. 16), dat om zijn naam eer aan te doen, dikwijls met vazen en vruchtenschalen versierd werd.

Over het algemeen waren de Hollandsche Lenötretuinen stijver en minder rijk van ornament dan de Fransche. (fig. 17) De broderies vormden zelden een mooi doorloopend patroon (fig. 18), het waren meestal alleen zware spiraalvormig inkrullende banden. Langzamerhand verloren zij geheel de minutieuse bewerking en de perken veranderden in grasvlakten met een weinig zinrijk ornament.

De perspectievische lanen, eertijds in Frankrijkzoogoed van verhouding, werden bij ons te lang en te smal en daardoor vervelend en stijf (fig. 19); zij herhaalden zich ook te veel op een betrekkelijk klein terrein. De eenvoudige loofgangen groeiden aan tot gewelven en groene huizen met deuren en ramen; men verving de gezellige groene prieëlen door steenen koepels, die rijk gemeubileerd werden. Al waren nu de grootere buitens ook wat bekrompen van aanleg, ze behielden toch, ook in lateren tijd een zekere deftigheid (fig. 20); anders was het in de burgermanstuintjes waar men nog tot het laatst der 18e eeuw dien stijl zag toegepast. Men herinnere zich maar de be-

212