FIG. 15 BUFFET.

hoofdas, waarom het tuinornament zich groepeert. Ter rechter en ter linkerzijde is een netwerk van paden, die alsstralen van middelpunten uitgaan,gevormd door een fontein, een beeldengroep, of een bloemperk.

Aan den hierbijgaanden plattegrond (fig. 12) van Versailles is het duidelijk te zien, hoe het geheel te beschouwen is als één ornament van groote, eenvoudige hoofdlijnen en fijner uitgevoerde details; van forscher, grooter conceptie naar het einde van het park, van meer gedetailleerde aanleg rondom het paleis. De stof nu waarmee dat tuinpatroon werd bewerkt, waren ten eerste de bloembedden, de bloemparterres, „broderies", met het Lodewijk XIV patroon. Verder de fontein, die een geheel decoratieve beteekenis kreeg, en door hooger en lager spuitende stralen ook weer een soort ornament vormde, even goed geleed in hoofdpunten en neven punten, als de geheele tuinaanleg. Ze is dus rijker van gedachte dan het kleine, hoewel bekoor¬

lijke middeleeuwsche fonteintje, dat om zoo te zeggen, alleen „zumSelbstzweck" bestond. De boomen hadden slechts een betrekkelijke vrijheid van groei, ze werden in een bepaalden vorm gehouden. Dan waren er de heggen, die de paden omzoomden, en waartegen witte beelden werden geplaatst.

De groene muren, die echter bij Lenötre een nog bescheiden plaats innamen, drongen zich later hoe langer hoe meer op den voorgrond, zoodat er een overdaad van groene wanden ontstond. De boomen werden nu nog hoe langer hoe meer in hun vrijheid belemmerd en werden misvormd tot kegels, cubussen, bollen, piramiden en zuilen.

FIG. 16. FONTEINEN;

NAAR VAN DER GROEN, „DE NEDERLANTSCHE HOVENIER".

207