en Nijd weder, terwijl de bijenkorf en de schichten de Valschheid aanduiden, die met honingzoetgelaat heimelijk deschichten van den laster slingert. De mishandelde Gerechtigheid wijst ongetwijfeld daarop, dat men Niland en de zijnen onverhoord uit de regeering geworpen heeft.
Uit deze achterwoning kan men op een klein pleintje komen, naar ik hiervoor reeds mededeelde. Daaraan staat een bijkans tot ruïne vervallen gebouw (fig. 15), zoo schilderachtig, dat velen zich geroepen hebben gevoeld penseel of etsnaald ter hand te nemen om het te vereeuwigen, alvorens hetdoorouderdom en verwaarloozing in een stort. Hierin was een poos „deser landschaps muntofficine" gevestigd; het bij behoorend torentje staat nog heden bekend onder den naam van „Munttorentje" en de slop, welke van het pleintje naar de Rijksmanstraat voert, heet nog de Muntengang. De doorgang (fig. 16), waardoormen in de straat „Achter de muren komt", werd in 1591 in het gebouwgemaakt, toen Peter Scholier tot nadere opzegging vergunning kreeg „eijnen utganck tusschen denn mueren achter sijn hues thoe maecken". In 1645 ordonneerde de magistraat, dat als de „eigenaerse van de huiseren die 12 Apostelen" deze huizen niet deed „versien met een heimelick gemack, dat alsdan den uijtganck van agteren nae de stadtsvesten" zou worden toegemaakt. Hieruit blijkt, dat niet enkel de woning aan den Brink dezen naam droeg maar een geheel complex van gebouwen. Het
kwam hier dikwijts voor, dat op dewefe of erve van eene aanzienlijke huizinge eene verzameling soms van ellendige krotten stond, slechts door een slop genaakbaar.
Hoe het gebouw er oorspronkelijk heeft uitgezien, valt wegens de veranderingen, door achtereenvolgende eigenaren aangebracht, moeielijk meer te bepalen. De tusschenwanden bestaan niet meer, wel de kolossale eikenhouten draagbalken der tweede en derde verdieping — de gelijkvloersche als eerste gerekend. De tweede is alleen nog maar bevloerd en
FIG. 13b.
BRINK 40. VOORMALIGE WENTELTRAP.
145
*