verbaasd, niet begrijpend, wat die drukte te beteekenen had, stormden echter al spoedig de poort uit, gewapend met moker en houweel, en slechtten in minder dan geen tijd de beide forten. Al het bruikbare materiaal sleepten zij binnen de veste om het totdenopbouwvanhunne waag aan te wenden. Om hun kwelgeest te hoonen, brachten zij eenige spotbeelden aan de buitengevels aan, wjer plaatsing hun echter duur te staan kwam; bij het vredestractaat van Gorcum toch, gesloten 5 Augustus 152 •, bedong hertog Karei heimelijk, dat zoolang hij leefde Deventer geene brug over den IJssel zou mogen slaan. Het is mogelijk, dat zij gestaan hebben op de thans nog aanwezige ledige consoles en in 1532 verwijderd werden, toen het op St. Mattheus den magistraat heeft „believet, dat eenige beelden aen die wage, de Gelderschen ten spiete geset, afgehouwen solden worden". Enkele zijn echter gebleven o. a. „De Kijk in den pot" en „de Kijk uit den pot". De steen met zon, maan en ster is eene herinnering aan het fort „De Morgenster", welke planeet, de rijzende zon voorafgaand, het einde aankondigt van de heerschappij der nachtkoningin. Nog aanwezige bescheiden bewijzen, dat in den koperen ketel, die aan de n.w. zijde hangt, een muntmeester van den heer van Batenburg wegens het maken van kwaad geld in de kokende olie gezoden is. De gaten, waarmede dit foltertuig doorzeefd is, moeten een souvenir aan Napoleons soldaten zijn.
Zooals de Waag zich thans uitwendig
voordoet, is zij gerestaureerd in 1873, toen zij van binnen geheel werd uitgebroken om als schoolgebouw te worden ingericht. Om het verder overhellen tegen te gaan, bracht men bij die gelegenheid twee steunbeerenaan. Ookvoorzag men toen, als ik wel heb, de pinakels met kepels; deze waren althans in 1862 nog niet aanwezig.
De koepelvormige afdekking der vier hoektorens zullen wel oorspronkelijk zijn. Het klokkentorentje mag wel in lateren tijd naar den smaak der renaisance gewijzigd zijn. Herhaaldelijk veranderde dit gebouw, dat oorspronkelijk voor waag en hoofdwacht getimmerd was, van bestemming, en vele malen onderging het wijzigingen en herstellingen, zooals de inscriptiesteenen uitwijzen. In 1615 werd het gewit en in 1735 werd alles, wat er aan was van Bentheimersteen gereinigd van de „kalk en andere vuiligheden" en tweemaal met „beste lijnolie" bestreken, zoodat alles weer „een grau westeens couleur" kreeg, terwijl het in 1858 weder „geheel gewit en het pleisterwerk hersteld" werd.
Terzijde van de Waag, daarvan gescheiden door een straatje, staat een prachtstuk van een huis (no. 52), dat „den stolzesten der gleichzeitigen Antwerpener Bürgerresidenzen nicht nachsteht", zooals Galland getuigt. Van de drie gevels is die, welke op het z. o. uitziet het rijkst van uitvoering en dus als hoofdgevel te beschouwen (zie fig. 1, hoofdst. II). Veel eenvoudiger van behandeling is de achtergevel (fig. 11), terwijl de naar de
138