nische constructie en ornamentatie. Het is natuurlijk herhaaldelijk hersteld en vernieuwd geworden, o.a.in 1816en 1818 en nu laatstelijk weder bij de verplaatsing tegenover het koor der kerk. De predikstoel is fraai gesneden en bewerkt in den Louis XIV stijl. Voorheen bezat de kerk sierlijke donker eikenhouten banken met hooge schotten in het rond, waardoor het gedeelte,waardegemeente tijdens de prediking vergaderd was, van de overige ruimte was afgescheiden en eenigszins voor koude en tocht werd gevrijwaard, doch ongeveer eene halve eeuw geleden heeft men in eene domme vandalistische bui die fraaie banken — evenals de zware ouderwetsche koperen kronen —weggebroken en verkocht en door leelijke lompe geelgeverfde nieuwe vervangen, die natuurlijk als de kerk eenmaal inwendig geheel zal gerestaureerd en tot haar rechtgekomen zijn, weer voor behoorlijk nette eikenhouten zullen moeten plaatsmaken. O cirkelgang der menschheid, wattreftmen u dikwijls aan!
Tegen de muren hangen eenige zoogenaamde gildeborden, in het jaar 1610 door „de gemeyne gilden" geschonken, en waarop de wet des Heeren, de geloofsartikelen, het hoogpriesterlijk gebed, enz. zeer fraai staan geschilderd, metarabisken en krullen omgeven. Tegenden eersten pijler in den noorder zijbeuk is een kraagsteen gemetseld, waarop vroeger het wijwatervat stond, met een uit steen gehouwen in een gekromden zeer artistieken demon als console.
Het bibliotheekgebouw of de Librye, waarin wij hiernevens een kijkje geven, genomen van den achterkant naar den ingang toe, iseenzeldzaamenzeermerkwaardig gebouw. Het plafond bestaat uit gewelven, die in het midden rusten op vier achtkantige pilaren zonder kapiteelen, doch metgekleurdebeelden en koppen versierd in de afschuiningen, waar de achtkant overgaat in het vierkant dergewelfvlakken. Tegen de derde pilaar van den ingang af is eene plaat gemetseld, waarop een Christusbeeld is gehouwen met het opschrift: Ego sum via veritas et vita (Ik ben de weg, de waarheid en het leven—Joh. XIV: 6). Voorts bevat de Librye, behalve eene groote boekenkast, verscheidene antieke dubbele houten lessenaars, waarop de groote in leder of perkament gebonden folianten, allen aan ketenen geklonken, liggen. Boven over elke lessenaar loopt namelijk eene ijzeren roede,meteen slot gesloten, waaraan de ketenen met ringen bevestigd zijn. Eertijds maakte men de goê gemeente diets, dat ditgeschied was, omdat de duivel des nachts boeken weghaalde, en liet men zelfs ter bevestiging van dit beweren den indruk zijner klauwen in eenige vloersteenen opmerken — al waren het ook maarhondenpootjes, in den steen gedrukt toen deze vóór het bakken nog zacht was —, waarbij dan onwillekeurig eene ijzige rilling den geloovigen bezoekers als een kouden waterstraal over den rug liep. Thans nu wij in een meerrealistischen tijd leven heethet niet meer de satan, maar de priesters, de
114