rijke bouwkunstige monument te aanschouwen geeft, en al de details van de restauratie met al die nauwkeurigheid en uitvoerigheid te beschrijven, die zij eigenlijk ten volle waard zijn; wij moeten ons verder tot eene uiteenzetting in groote trekken bepaien.
Na het zooeven beschreven voorportaal werden de beide zijbeuken hersteld en wel eerst de noorder. Deze is veel rijker versierd dan de zuider zijbeuk. Het basement is van tufsteen, of liever met tufsteen bedekt, want onder de buitenste laag van dien steen vindt men gewone baksteen. Dit is ook het geval bij den toren. Deze is geheel van baksteen opgetrokken, doch de muren, die van buiten in 't gezicht kwamen, zijn allen met tufsteen bekleed.
De contreforts der zijbeuken hebben ter hoogte van den onderdorpel der kolossale Gothische ramen — die tegelijkertijd zoo noodig geheel vernieuwd en van kathedraalglas voorzien werden — eene afdekkingslijst. Zij verheffen zich als vierkant muurwerk omhoog, doch ter halver hoogte bevindt zich eene waterlijst, en daarboven twee overhoeksche nissen, met bergsteen bekleed, bestemd voor steenen beelden, die evenwel, behalve op de eerste contrefort aan de zijde van den toren, er van wege de kosten nog niet zijn ingebracht. Elke contrefort wordt gedekt door een fraai bewerkten hoogen pinakel met hogels langs de kanteneneensteenenkruisbloem in den top. Tusschenop dergelijke wijze bewerkte rijzige fioelen loopt langs
de geheele daklijst der kerk eene hooge zeer fraaie steenen balustrade, terwijl de contreforts in den noorder zijbeuk nog oorspronkelijke steenen waterspuwers bezitten, die bij den zuider zijbeuk ontbreken. Deze waterspuwers zijn lange beelden van fantastische dieren, die loodrecht tegen de dakgoot staan. De contreforts tegen den kooromgang en de Raadskapel zijn veel eenvoudiger en missen elke versiering van zand- of bergsteen. Rondom de Raadskapel bevinden zich tusschen de balustrade eenvoudige zandsteenen pilasters zonder pinakels, maar naar beide zijden schuin afgedekt. Opmerkelijk is nog dat men in al het muurwerk aan dezuidzijde breede tufsteenen banden vindt, die aan de noordzijde geheel ontbreken. Laat ons thans het inwendige der kerk bezien. Een statigen grootschen indruk maakt zij ongetwijfeld, en die indruk zal nog volkomener worden, wanneer de inwendige restauratie zal voltooid en alles tot zijn rechtgekomen zijn. Daaraan ontbreektnogveel,men is methetinwendige begonnen, ja zelfs reeds tamelijk opgeschoten, maar er zullen zeker nog vele jaren verloopen, alvorens de laatste hand aan dezen arbeid zal gelegd worden.
Het orgel is al verplaatst naar de westzijde, vóór den toren — zooals wij boven reeds zeiden — de beide dwarspanden en een deel der zuider zijbeuk zijn reeds in orde, evenals het gewelf onder den toren en het eerste daaraangrenzende boven het orgel met de pilaren en muur-
109