leiding werd opgedragen aan de op dit gebied algemeen bekende heeren dr. Cuypers en jhr. mr. Victor de Stuers. Toen de 10 eerste jaren om waren werd dit alles op denzelfden voet met nog 10 jaar verlengd, en zoo is nu na 20 jarende kerk uitwendig geheel gereed, behalve de toren, voor wiens herstel nog wel een ƒ60.000.— zal noodig zijn en waarmede wel weder een der derde tiental jaren zal gemoeid worden.

Laat ons nu eens zien wat er in de verloopen 20 jaren is geschied en tot stand gebracht.

De restauratie werd aangevangen met het voorportaal aan de noordzijde en met de noorderzijbeuk.

Dit voorportaal diende voorheen tot bergplaats van een tweetal lijkkoetsen, mirabile dictu!, terwijl de ingang inde kerk, evenals het nu herstelde raam daarboven, was dichtgemetseld. De restauratie hiervan ving aan den 18enjuni 1890 en was in September 1893 voltooid. De hooge voorboog van het portaal is thans afgesloten door een sierlijk gesmeed ijzeren hek. Voor, langs den boog ziet men in een fries busten van heiligen beelden, uit steen gehouwen, en daartusschen in het middenin eenenishetbeeld der heilige Walburgis met een staf in de rechter- en een opengeslagen boek in de linkerhand.

In den achterwand van het overwelfde portaal ziet men de naar oude motieven fraai betimmerde deuren, die thans toegang tot de kerk geven. In het midden daarvóór verheft zich eene slanke zuil

met den gebeeldhouwden engel Gabriel, die een band met eene niet meer te ontcijferen spreuk erop in de hand houdt, als kapiteel dragende een bijzonder fraai bewerkt beeld der Heilige Maagd met het kind Jezus op den arm. Dit beeld heeft daar steeds gestaan, eeuwenlang, doch het was erg geschonden en het hoofd afgehakt. Het is echter in het atelier der firma Cuypers Stoltzenberg te Roermond uitstekend hersteld geworden en is door een fraaie steenen troonhemel gedekt.

Het kruisgewelf van het portaal is opnieuw bepleisterd en beschilderd, ongeveer zooals het vroeger is geweest. Wel hadden de schilderingen zeer geleden en was veel in den loop der tijden verloren gegaan, doch men heeft met groote zorg en nauwkeurigheid eerst het nog aanwezige gedecalqueerd en daarnaar later weder gewerkt. Tusschen de ribben ziet men, alles in fraai schilderwerk, de beeltenissen der profeten Balaam (Bileam), Isaias (Jesaja), Aggaeus (Haggaï) en David, die ten halven lijve uit bloemkelken, van groene takken voorzien, te voorschijn komen en ieder een om hun hoofd slingerenden spreukband vasthouden, waarop in Gotisch ^schrift respectievelijk te lezen staat: Orïetstella ex Ifacop (Eene ster zal voortgaan uk Jacob — Numeri XXIV : 17), 6cce vgo cöcïptet et pariet fiHu (Zie, eene maagd zal zwanger worden en een zoon baren —Jesaja VII : 14), 6t vernet desideratus cüctts gentb9(En zij zullen komen tot den wenschallerheidenen — HaggaïII :8) en

106