— 72 —

sche dorpskerken in het Limburgsche, n.1. te Lemiers, Nyswylre, Waalwylre, Mesch, Asselt en Limbricht.

Bij deze vierde; aflevering is ook weer eene aflevering met platen gevoegd. Bijna alle hier gereproduceerde foto's zijn opnamen van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, welke door den directeur van dit bureau welwillend beschikbaar zijn gesteld.

Onder die platen zijn de volgende uit Limburg : 180,

Roermond. Westelijk gedeelte der O. L. Vrouwe Munsterkerk, met schoormuur boven den noordbeuk. 183, Meersen. R. K. kerk (H. Bartholomeus) uit het Zuiden gezien. 215, Maastricht. Toren der St. Janskerk uit het Zuidwesten gezien. 247, Venraai. Toren der R. K. kerk te Oorloo van het Zuiden, na de restauratie in 1904.

Laten wij hopen, dat de volgende aflevering niet zoo lang als deze op zich zal laten wachten. W. G.

VRAGENBUS.

Vraag 66.

De heer Flament beschreef den grafsteen BentinckWeichs in de kerk te Holtum, De Maasg. 1903, blz. 77— 78, en las de moederlijke kwartieren als : Weyx, Preyning, Wvetz en Volandt. Voor Preyning gaf hij op als wapen : een lambel in het schildhoofd. Het geslacht heet echter Preyssing en voert als wapen : doorsneden, onder een zilveren gekanteelde muur, boven rood. Wvetz moet zijn Woetz, maar het wapen — drie dwarsbalken — kan ik niet vinden. Is het soms aan de Redactie bekend ? Volandt is gevierendeeld : 1 en 4 in goud een zwarte vaas (ciborie ?), 2 en 3 in rood een zilveren vleugel.

A. M. H.

Antwoord.. Met Wvetz is bedoeld het Tiroolsch geroolsch geslacht Wotsch (Wotz, Wotzen, Wötschen enz.), dat in zilver drie zwarte dwarsbalken voert. Omstreeks 1578 huwde Georg. Sig. v. Weichs met Maria Wotsch von Zwingenberg en een zoon uit dat huwelijk trad in den echt met eene dochter uit het huwelijk van v. Preyssing met v. Volandt. W. G.

Taxandria. Tijdschr. voor Noordbrab. gesch. en kunde. Jrg. XXXIV (1927), afl. 9, 10.

De Vrije Fries. Gedenkschrift .... 1827—1927. Dl. XXVIII (1927), afl. 3.

Mr. P. C. J. A. Boeles. Friesland tot de elfde eeuw. Leeuwarden 1927. 1

Limburg. Maandschrift. Jrg. IX (1927/28), nos. 3, 4, 5.

Van de Académie Royale de Belgique :

Bulletin de la Classe des Beaux-Arts. Dl. IX, 1927. nos. 3—5.

— ■ ■ Lettres et des Sciences

Morales et Politiques. Ser. 5, dl. XIII. 1927. nos. 4, 5.

Van de Académie Royale d'Archéologie de Belgique : Bulletin. 1926. Anvers 1927.

Bulletin de la Soc. Verviétoise d'Archéologie et d'Histoire. Dl. XIX (1925/26).

trimestriel annexé aux Annales de 1'Instituf

archéol. du Luxembourg. Jrg. III (1927), n° 3.

Upplands Fornminnesförenings Tidskrift. Dl. XIX—

XXXIX. Uppsala, 1898—1924. Door schenking :

Heemschut. Jrg. IV (1927), nos. 9, 10, 11.

Verslag der Commissie ter verzekering eener goede bewaring van Gedenkstukken van Geschiedenis en Kunst te Nijmegen over het jaar 1926. Nijmegen (1927).

Répertoire d'art et d'archéologie. 1925. Paris 1927.

AANWINSTEN VOOR HET MUSEUM.

AANWINSTEN VOOR DE BIBLIOTHEEK.

Door ruil :

Historisch Tijdschrift. Jrg. VI (1927), afl. 3.

Maandblad van het Gen.-her. Gen. : „De Nederl. Leeuw". Jrg. XLV (1927), n° 10, 11.

Handelingen van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden en Levensberichten harer afgestorven medeleden 1926—1927. Leiden 1927.

Door den heer J. Brunenberg, hoofdonderwijzer te Ell, werd geschonken een merkwaardig bijpotje, dat met scherven van een groote urn was aangetroffen op een Gallo-Germaansch grafveld tusschen Ell en Hunsel. Het is nog vrij gaaf en heeft den vorm van een beker met

puntig voetje, zoodat het niet rechtop kan staan. Ook werd door hem een oud hoefijzer van een klein model, dat vaak in den bodem bij Ell wordt gevonden, voor de hoefijzer-verzameling van het Museum afgestaan.

Een klein fleschje, dat bij de grondwerken voor de verbouwing der bewaarschool aan de Hondstraat te Maastricht te voorschijn was gekomen, werd aan het Museum geschonken. Het is eenigszins kegelvormig en heeft een lang halsje, zoodat het gelijkt op de zoogenaamde „traan-

fleschjes", welke in Romeinsche graven worden aangetroffen. Het is echter veel jonger en dagteekent waarschijnlijk uit de 17de eeuw. Het Museum bezit meer dergelijke fleschjes, welke te Maastricht zijn gevonden. Mogelijk zijn het voortbrengselen van de glasblazerskunst.

welke er sinds 1635 werd beoefend. Jammer, dat tot dusverre nog geene studie is verschenen over het oud Maas-

trichtsch glas !