65 —

weten- I

UIT HEERLENS VERLEDEN.

voorgehouden welbedachden raet ende rechter

heyt in alderbesten ende crachtiger formen ende manieren van recht, ende soe wy best connen ende moegen, gedeputeert, ghegont ende gegheven hebben ende mytz desen deputeren, ghonnen ende gheven Wilhelm van Heesvelt, burger der stadt Maestricht, van ons als voor duechdelick, goet ende bequaem geacht synde dat voorzyde secretaris ampt der leenen der proestdyen voerschreven, met allen synen profyten, rechten ende gerechticheyden, bevelende daerom den stadthouder ende leenmannen den selven Guilhem van Heesvelt met voerschreven secretaris ampt te bevestighen ende in vrede tt stellen als dat naeder zaeken recht, ghewoente en de observantie behoort ende gewoenlich is te geschieden, laetende denselven oock genieten ind gebruycken alle proffyten rechten ende gerechticheyden die welcke den secretaris ampt toestaan ende competeren. Gegheven ende tot oorconden met onsen eyghen ziegel bezeegelt den negensten dach may 1575.

Jan van Berlamont.

(1) Zie: Lijst van personen die hunne goederen verkocht en ontvangen hebben voor het laathof van Caersveld, op een los blad in „Gedingh boeck inden Leenhof van Sinte Servaes genompt op der Zaaien, begost A° 1442 ... op het Rijksarchief in Limburg, afdeeling Kapittel van St. Servaas.

(2) Johannes de Berlaymont 23 December 1538 geboren op het kasteel Berlaymont, was zoon van Karei baron de Berlaymont ridder van het Gulden Vlies, heer van Perwez, Hierga en Hautepenne, gouverneur van Namen, hoofd der flnantien van den Keizer, en van Adriana, dochter van Lodewijk de Ligne, heer van Barbanson ; hij werd 2 Mei 1554 als adellijk kanunnik opgenomen bij het kathedraal kapittel van St. Lambertus te Luik. Hij was proost van Nivelles omstreeks 1570, kanunnik van Kamerijk, protonotarius apostolicus, tresorier van het kapittel van O. L. Vrouw te Doornik, seculier abt van Dinant en werd 13 September 1570 benoemd tot groot-proost van het kapittel van St. Lambertus te Luik na den dood van Guillaume de Poitiers. Hij stierf te Namen 16 Augustus 1580 en werd op zijn verlangen begraven in de kapel van St. Martinus te Luik bij zijn oom Gilles de Berlaymont. -§

(3) Lodewijk de Berlaymont, broeder van den voorgaande was 12 jaren oud, toen hij met dispensatie in leeftijd 26 November 1554 aangenomen werd tot adellijk kanunnik van St. Lambertus te Luik, nadat hij, door bemiddeling van Charles Nicquet, deken der kerk van het H. Kruis dier stad, zijne benoeming voor het kanonikaat van Gilles de Berlaymont met eene aanbeveling van Koningin Maria van Hongarijen had voorgebracht. Hij werd vervolgens kanunnik van O. L. Vrouwekapittel te Doornik, behaalde den graad van doctor in civiel en kerkelijk recht aan de universiteit van Bologne, werd gekozen tot proost van St. Wandru te Mons, abt van O. L. Vrouw kapittel te Namen, in 1556, commenditaire abt van St. Aubert nabij Cambron en vertoefde nog te Bologne toen hij 5 September 1570 gekozen werd tot aartsbisschop van Kamerijk. Alsdan legde hij zijn kanonikaat van St. Lambertus neder. In 1593 werd hij belast met de administratie van het diocees Doornik, wiens zetel vacant was geworden, hetgeen hij deed tot het einde van 1595, daarna werd hij door Paus Clemens VIII benoemd tot legaat van den H. Stoel voor België en overleed 15 Februari 1596 te Mons, waar hij begraven werd in de kapel der Zwarte Zusters die hij had laten bouwen. In 1570 werd hij door Koning Philips II, wien deze benoeming als hertog van Brabant, toebehoorde, tot proost van St. Servaas te Maastricht benoemd en nam bezit der proostdij 31 Maart van dat jaar. Na zijn dood werd tot zijn opvolger in die proostdij benoemd Guilielmus Veusels J. LI. D., deken van St. Pieter te Utrecht, geestelijk lid van den Hoogen Raad van Mechelen.!

Vondst van Romeinsch Vaatwerk.

In de Nobelstraat westelijk van de Melkcentraal kwam men bij het graven aan de straatzijde der rioleeringssleuf ten behoeve van 't nieuwe huis van dh. Van Loo op een kuil, gevuld met zwartgeligen grond. Er in lagen tal van halsjes en fragmenten van kleine grijze, geelwitte en bleekroode zich zanderig aanvoelende kruiken van een soort pijpaarde, 16 gave en min of meer beschadigde éénen tweeoorige, 15 tot 25 cM. hooge kruikjes van eenzelfde kleisoort gebakken en 1 bolvormig bekertje met schuin randje. In deze vermoedelijke afvalsgroeve zagen we verder enkele stukken van Rom. pannen, een stuk van een ijzeren bandje, waaraan nog houtresten van den steel zaten, beenderen, fragmentjes van beschilderde bekertjes met schuin gebogen randje en met zand- of kleibestrooiing, fragmenten van zwartgerookt vaatwerk met en zonder standring, doch geen misbaksels van vaatwerk.

De kruiken vertoonen kenmerken, die 't vermoeden wettigen, dat het gevonden vaatwerk, hetwelk om zoo tc zeggen dagelijks in gebruik genomen werd en dus niet zeldzaam was, te dateeren is van het begin 2e tot begin 3e eeuw.

DE FAMILIE PENNERS EN SCHILS.

Van het 4de deel van het standaardwerk ,,De Geschiedenis van het Bisdom Roermond", dat op aansporing van den tegenwoordigen bisschop Z. D. H. Mgr. L. Schrijnen voortgezet wordt door W. Goossens, is het le stuk thans verschenen.

Het behandelt de geschiedenis van het bisdom onder de Fransche Revolutie. Aangehaald wordt o.m. het merkwaardige dagboek van den toenmaligen Heerlenschen pastoor Dionysius Penners, waarin deze zijn lotgevallen beschrijft gedurende den Franschen tijd tot 1803 en den toestand van zijn geboorteplaats Heerlen.

Op een doopextract, dat Dionysius Penners 10 Juni 1796 onderteekende, zegelde hij met onderstaand cachet. Dit bevat een wapen, waarvan wij in het midden laten, of het zijn familiewapen is en of het door hem zelf is samengesteld.

Van de familie zoowel van vaders- als van moederszijde van dezen pastoor, die nog in de herinnering van menig Heerlenaar voortleeft, laten we hier een kleine ge-