— 64 —

pen. (Habets Bisd. Roerm. I. 443). In het register n° 111 (a° 1660 en 61) komt een stuk over dit beneficie voor. 1691 Willem Caldenbergh (Register 118). 17.. Willem Rombach. 1791 jan Paul Augstinus Jessé (1).

Wittem. H. M. CssR.

(1) In 1721 was Hendrik Jesse uit Susteren pastoor te Margraten.

DE WAPENSTEEN VAN HET HUIS DOENRADE.

De wapensteen van het „Doonderhuske" heeft me lang geïnteresseerd. Het laatste wapen van moederszijde wordt door Flament als onherkenbaar opgegeven. Er onder kon hij alleen Walt . . . s onderscheiden. In de Publications 1926, blz. 160, geeft baron de Crassier de volgende kwartieren van Kerckem : Kerckem, Horion, Borchrave, Walthausen. Het onderste wapen links (herald.) zal dus Walthausen moeten zijn : op zilver twee roode schuinbalken vergezeld van 5 roode rozen, waarvan drie tusschen de schuinbalken en in hunne richting, één links boven en één rechts beneden in het schild. Men krijgt dan :

Jan van Jan van Adam van Francois de

Brempt :;Zwei(n)brügge Kerckem Borchrave X X X X

Elisabeth N. van Walburga Barbe de

Beissel Grein de Horion Walthausen

Steven X Agnes Willem X Elisabeth

I I Arnold X Barbara

1618.

Amsterdam. M. H.

AANSTELLING TOT SECRETARIS VAN HET LEENHOF DER PROOSTDIJ VAN St. SERVAAS TE MAASTRICHT IN 1575.

Medegedeeld door P. Doppler.

In het „Register der leenen der proestdien der kercken van Sinte Servaes tot Maestricht, als van allen den ontfenckenisse ende gichten die welcke geschiet ende gevallen sint, sint datum den nuegensten daech Mey anno 1575" staat op het eerste folio ingeschreven de akte van benoeming van Guilhelm van Heesvelt tot secretaris van het leenhof der proostdij van St. Servaas te Maastricht. Deze betrekking was vacant gekomen door het overlijden van Peter Nydecken en zooals uit onderstaande benoemingsakte blijkt voormelden 9 Mei 1575 aangevuld.

Dit leenhof strekte zijne rechtsmacht uit over de Proostdij, de elf banken en andere bezittingen van St. Servaaskapittel. Het had zijn zetel in een der zalen van de proostdij, die gelegen was ten westen der St. Servaaskerk ter plaatse van het huidige klooster der Eerwaarde Zusters van Liefde. Dat leenhof werd in de verschillende tijden verschillend genoemd, wat gewoonlijk te lezen is op het titelblad der registers, vooral der gichtregisters van dat

hof o.a „inden leenhof van Sinte Servaes genompt

op der zaelen" (Reg. 1442—1559); „ leenhof van

sinte Servaes proostdye binnen die stadt Maestricht gemeenlick genompt op de zaelen" (Reg. 1595—1667) ;

„ hogen Leensael der Prostdyen van St. Servaes

(Reg. 1662—1692) ,, inden hogen Leensael der

Proostdye van Sint Servaes binnen Maastricht (Reg. 1672

—1696); „ Register raeckende de leengoederen ge-

hoorende onder de hooghe Proestdye van St. Servaes

binnen Maestricht" (Reg. 1684—1734); „ hooge

Leensaale der Hooge Proestdye van St. Servaes binnen Maestricht" Reg. 1723—1739, 1735—1785, 1786—1796).

Van dit leenhoof ging men in de Middeleeuwen in appel op de schepenbank van Aken en het Rijks Kamergerecht van Spiers, later, sinds de helft der 16e eeuw, op de Commissarissen Deciseurs van Brabantsche zijde.

De aanstelling der verschillende ambtenaren van dat leenhof behoorde aan den Proost gewoonlijk Hoog proost genoemd ; deze bevoegdheid oefende hij persoonlijk uit of liet ze uitoefenen door zijn plaatsvervanger, vicaris geheeten, doch, zooals in het onderhavig geval gewoonlijk vice-prepositus genoemd.

Tot dit leenhof behoorden als „vrije riciderleen des hoogen Proost van St. Servaas" het laathof van de heer¬

lijkheid Caarsfeld onder Gulpen". (1)

Wy Johan van Berlaymont, (2) der Heyligher Roomscher Kercken prothonotaris, proesst tot Luydick und des hoechweerdigsten doerluchtichsten hoechgeborenen vorsten ende heeren heeren Lodovix van Berlaymont (3), ertzbiscop und hertoghe tot Camerick, proeste der kercken collegiael van S. Servaes tot Tricht etc, ons welbeminde broeders in der vermelder proestdyen tot Triht vicaris, bekennen oepenbaerlick met desen brieff ende doen conde eenen jegelicken ende besonder onssen stadhouder ende leenmannen der leenen der proestdyen voerscreven, als dat noe dyen tsecretaris ampt der leenen des vermelter proestdyen tot desen tyden van oeverledens off durch dafflyvicheyt van wylen des eersaemen Peters Nydeckens, des selve ampts heet secretaris, is vacerende ende ledich staede alsoe dat wye in den naem als boeven, noetzaickelick veroersaeckt syn, durch onsse gerechticheyt eenen anderen secretarius te deputeren of te stellen, aldus ist dat wye mytz desen brieff van commissien met goeden