— 12 —

de Bügenheim.Beinardus de Stalburg. Gerardus de Berge. Goswinus de Sustris. Heribertus filius Heriberti de Melin. (Lacomblet I n° 289).

Graaf Hendrik I van Kessel, had met Godfried V hertog van Neder-Lotharingen, graaf Hendrik I van Limburg, graaf Dirk I van Are, graaf Hendrik van Zutphen enz. partij gekozen voor den aartsbisschop Frederik I van Keulen, tegen keizer Hendrik V; in October 1114 kwam het bij Andernach aan den Rijn tusschen beide vijandelijke legers tot eenen veldslag, waarin de partij van den Aartsbisschop zegevierde ; graaf Hendrik I van Kessel vond er den dood ; hij geraakte door fout of verraad, onder de paarden van zijn eigen volk, en werd dood getrapt ; zijn lijk werd naar Keulen gebracht, en aldaar naast de Domkerk met groote plechtigheid ter aarde besteld. (Ennen, j Geschiedenis der stad Keulen, III 368, Pertz, Mon. Germ. ss. XVII. 750. [Boehmer, Fontes III 416). Van Spaen, die deel II blz. 115 ook mededeelt, dat graaf Hendrik van Kessel bij Andernach in 1114 dood gebleven is, maakt de veronderstelling, zooals reeds hier voor is bemerkt, dat hij dezelfde is als graaf Hendrik van Kriekenbeek en de broeder van graaf Gerhard I van Gelder en Wassenberg, daarom plaatst hij deze twee broeders, in zijne geslachtlijst der graven van Gelre (II na blz. 279) als volgt :

Gerhard I 1085—1117 Hendrik graaf van Kessel . en Kriekenqeek 1096—1114

en verder tot zonen van Gerhard I :

Gerhard II, 1118 Ob. 1131. Hendrik

1117—1118.

Hier veronderstelt van Spaen, dat graaf Gerhard I in het jaar 1117, en diens broeder Hendrik graaf van Kessel in 1114 overleden is ; voor den eerst genoemde, beroept hij zich op Kremer, Acad. Bet/trage III p. 31, en bemerkt in zijn deel II blz. 110 en 111 dat Kremer heeft : 1117 indictie XI; bij het jaar 1117 behoort eigenlijk indictie X, maar dewijl die met den 24 September haar aanvang neemt, en met het jaartal vooruitloopt, was de Indictie na dien dag de elfde, want te Keulen volgde men de Keizerlijke Indictiën; dus na den 24 September 1117 leefde Gerhard I nog, en daar zijn zoon (Gerhard II) als graaf den 5 April 1118 voorkomt, moet zijn dood tusschen die twee tijdperken voorgevallen zijn. Zoover van Spaen.

Bij Kremer evenwel, moet het jaartal 1117 abuis zijn, want Lacomblet heeft, zooals reeds boven vermeld is onder I n" 288, dezelfde oorkonde in welke : Gerardus Comes de Wassenberg et filius ejus Gerardus als getuigen voorkomen, met het jaartal 1118 en de daartoe behoorende elfde Indictie : anno domin. incarnationis MCXVIII indictione XI. Over die oorkonde van den 5 April 1118 (reeds boven gemeld, van Spaen II n° 18 en Lacomblet I n° 287) bemerkt van Spaen verder niets ; in deze komen voor : Comes Gerhardus et fraterejus Heimicus, als voogden te Straelen,

welke Voogdij zij van de Abdij Siegburg te leen hadden : verder staan deze twee broeders aan het hoofd der getuigen : Comes Gerhardus et frater ejus Heinricus. Comes Adolfus de Monte. Comes Adolfus de Saphenberg. Comes Gerhardus de Juliaco. Gerhardus junior filius Gerhardi. Gerhardus de Caesle. Arnulfus de Odenkirchen, etc, dan volgen de Keulsche Ministerialen.

Opmerkelijk is dat onder deze getuigen Gerhardus junior filius Gerhardi, onmiddelijk na Comes Gerhardus de Juliaco genoemd wordt; Lacomblet heeft in zijn personenregister, dezen Gerhardus junior filius Gerhardi, als zoon van Gerhard graaf van Gulik met het jaartal 1118 opgenomen ; maar ware hij hier als zoodanig bedoeld, dan had volgens het gebruik moeten staan : Comes Gerhardus de Juliaco. Gerhardus filius ejus of: et filius ejus Gerhardus, zooals het geval is in deze beide oorkonden: 1126, Gerardus comes de Juleche et filius ejus Gerardus, 1127, Gerardus comes de Juleche et filius ejus Gerardus (Lacomblet I n° 301, 302) ; bij gevolg is het te veronderstellen dat Gerhardus junior, de zoon is van den vooraf tweemaal genoemde Comes GerI hardus die Gerhard I graaf van Gelder en Wassenherg is • deze twee oorkonden (Lacomblet I n° 287 en 288) van het jaar 1118, vullen elkander aan en wij zien daaruit dat graaf Gerhard I toen nog leefde en ook zijn broeder Hendrik, en dat deze daarom graaf Hendrik van Kessel niet kan zijn, die reeds in 1114 gesneuveld was.

('Wordt vervolgd).

I

ADVERTENTIES.

Bij den uitgever van dit blad zijn de volgende werken voorhanden :

A. J. Flament, Chroniek van de Heerlijkheid Weert, getrokken uit de stadsrekeningen, charters en andere ooi^ spronkelijke bescheiden. Maastricht. „Lo Courtier de la Meuse", 1892, fl. 1.—

D1' P. Dopplek, Journal du Chanoinc et Camérier Bene Joseph de Meer, J. V. L., député de St. Servais a Maestricht au traité de Mmègue en 1678. Maestricht, „Le Courrier de la Meuse", 1890. fl. 0.25.

Dr P. Doppler, Brie verhandelingen van Willem FexhiuS\ deken van het voormalig kapittel van St. Servaas, te MaaS' trient over den bisschopszetel, alsmede de oudheid e» den oorsprong der St. Servatius Kerk dier stad, uitgegeven met eene inleiding en aanteekeningen. Maastricht,,,Le Courrier de la Meuse," 1892. 8o fl. 0.80.

Gedrukt bij Boosten & Stoes, Maastricht.