1!

Johannes Baptista Meyers, werd in voornoemd jaar gekozen.

Laurentius van der Haegen, komt als prior voor in akten van af Januari 1682. Den 6 Januari 1686 doopte hij, met toestemming van den Wij-bisschop van Luik een torenklokje voor de kapel van de Armen tafel van den H. Geest te Maastricht; het laatst vinden wij hem vermeld in Mei 1710.

Leonardus Godding, voor het eerst als prior vermeld in Mei 1715, vinden wij van af 1685—1712 met den titel van procurator; het laatste jaar zijner vermelding als prior is 1721.

Guilielmus Crnts, vermeld als prior van 1724—1742.

Michael Jorissen, is prior geweest van 1744 tot in het begin van 1766, althans in de maand Mei van dat jaar komt als prior voor:

W. Jacobs; deze bleef zulks tot October 1777 en werd opgevolgd door den laatsten prior :

Josephus Leurs, deze was getuige van de opheffing en Vernietiging van zijn klooster ingevolge de hierboven aangehaalde wet der Fransche Republikeinen.

Gulden spreuken.

Op het eerste folio van het 2e deel der notulen van den ■Kaad van Maastricht, loopende over de jaren 1586—1595, iezen wij de volgende gulden spreuken:

Regna cadunt luxu, surgunt virtutibus urbes.

Publica res crescit pace, furore perit.

Magistraatspersonen en onderwijzers te Gennep.

Medegedeeld door A. J. Flament.

Uit de Kammerey-Rechnung der Stadt Gennep pro Trinit. ^ 94/95 door den Stadts-camerarius Johan Gottfr. Sehwencke ^jkt, dat gedurende dien tijd te Gennep burgemeester was ^Iterhoff, schepen en camerarius Sehwencke voornoemd, dat t ttog een schepen was met name Friederichs die ook Dichj^ster was, dat er een Latijnsche rector was met name

°hn en een Duitsche schoolmeester met name König.

Gulden spreuken.

Op het eerste folio van het 2e deel der notulen van den ■Raad van Maastricht, loopende over de jaren 1586—1595, iezen wij de volgende gulden spreuken:

Regna cadunt luxu, surgunt virtutibus urbes.

Publica res crescit pace, furore perit.

Bijdrage tot de geschiedenis der Graven Yan Kessel.

Medegedeeld door Ed. Bosenkrantz. (Vervolg)

Datum Nymegen den 10 Januari 1269. Graaf Otto II van Gelder, koopt van de Duitsche-Orde Balie te Koblentz, (1) den hof in Dieteren in het bisdom Utrecht, (2) curtim in Dyderen Traiectensis dyocesis, onder voorwaarden o. a., dat de Duitsche Orde in het bezit zal blijven van het patronaat der Parochiekerk in Dieteren, met de oijnslieden welke tot deze kerk behooren, en dat de koopprijs, binnen twee jaren voldaan worde. (Lacomblet II n° 596). (3)

Gerhard I, graaf van Wassenberg en Gelder en zijn broeder Hendrik verschijnen in eene oorkonde van 1096 : Gcrardus Comes de Gelre et frater ejus Henricus (Wurdtwein, Nov. subs. dipl. X. 7.) ; Gerhard I en zijn zoon Gerhard II in 1112: Comes Gerhardus et filius ejus Gerhardus (Lacomblet II n° 274); verder, bij akte van 5 April 1118 zegt Frederik I, aartsbisschop van Keulen, vaarwel aan de tienden van het broek behooren de bij den hof Straelen (bij Venloo), dat de Abt, Cuno van Siegburg, tot bouwland wil maken, en doet de mededeeling dat graaf Gerhard van Gelder en diens broeder Hendrik, dit broek uit hunne voogdij ontslaan. Bij de getuigen worden genoemd : Comes Gerhardus et frater ejus Heinricus, Comes Adolfus de Monte. Comes Gerhardus de Juliaco. Gerhardus junior filius Gerhardi. Gerhardus de Caesle. Arnulfus de Odenkirchen et plures alii. (van Spaen, II n° 18, Lacomblet, I n° 287).

In een akte van dienzelfden Aartsbisschop van gemeld jaar verschijnen als getuigen : Adolphus Comes de Monte. Gerardus Comes de Wassenberg et filius ejus Gerardus. Goswinus de Hennesberg (Heinsberg) et frater ejus Gerardus. Gerardus de Wyckerode, etc. (Lacomblet I n° 288)

1118, 30 September. Gerhard II graaf van Wassenberg en Gelder sticht, tot lafenis zijner ziel en van die zijns vaders en van zijne voorouders, eene stiftkerk te Wassenberg, waarover hij zich en zijnen opvolgers als heeren van Wassenberg, wie die ook zijn mogen, de voogdij voorbehoudt. Getuigen, zijn : Liberi homines: Engelbertus

(1) De St. Katharina-cornmanderie stond onder de Balie van Koblentz.

(2) Dit zal met Susteren samenhangen, want den 2 Maart 714 schonk Pippijn van Herstal, de Abdij Susteren aan den H. Willibrord, bisschop van Utrecht; het bisdom Utrecht strekte zich voorheen ver uit, St. Odiliënberg aan de Koer, behoorde ook daartoe.

(3) Lacomblet bemerkt hierbij, dat vermoedelijk toen deze koop niet voltrokken is wegens het overlijden van graaf Otto II, maar kort daarop (dit gebeurde echter eerst den 10 Januari 1271); verder verhaalt hij, dat de St. Katharina-commanderie te Keulen, dezen hof tot 1420 bezeten heeft, en hem toen in plaats van betaling, aan de Balie Aldenbiesen afstond.