MORAAL

UIT DE BEDE VOERING VAN DEN INLEIDER OP DE VERGADERING DER MARINE-VEREENIGING OP 31 JANUARI 1898 EN DIENS „REPLIEK", VOORGELEZEN IN DE VERGADERING OP 80 JANUARI 1899.

Ten behoeve van de oefening van officieren en minderen op varende schepen (met uitzondering der reizen der visscberijpolitievaartuigen zijn dit steeds oefeningsreizen, niet het minst voor oefening van officieren en adelborsten) worden zeer belangrijke bedragen uitgegeven, waardoor zij, die veel dergelijke reizen maken, moreel steeds dieper in schuld geraken,

zoodat

de wedloop in het verkrijgen van baantjes aan wal als een loffelijke poging moet worden beschouwd om die schuld eenigermate te vereffenen.

W. C.

UIT DE PERS.

„Nieuwe Rotterdamsche Courant" van 17 Maart 1899.

Onze defensie ter zee. — I. — Sedert het gereed komen deidrie pantserschepen, type „Kortenaer", omtrent het einde van het jaar '95, heeft de aanbouw voor de zeemacht uitsluitend het materieel gegolden, dat bestemd is voor den dienst in de overzeesche bezittingen en in het buitenland.

Dat het intusschen noodig is geworden, met de reconstructie der vloot, meer bepaald voor de verdediging van het moederland bestemd, voort te gaan, is uit de door opvolgende ministers van marine onbewimpeld afgelegde verklaringen omtrent de strijdwaarde van dit gedeelte — wij noemen o. m. de Memoriën van Toelichting bij de begrootingen voor 1893-'97 — duidelijk gebleken. Het was alleen de meer nijpende behoefte aan beveiliging van onze groote belangen in het Oosten, die gedurende het bedoelde tijdperk konde doen berusten in het niet vervangen der oude defensie-vloot door meer strijdwaardig materieel.

Inmiddels is, door het in aanbouw brengen van een negental schepen van, voor onze zeemacht, belangrijk charter, waarvan thans vier gereed, eenige verademing in'den bedoelden nood