94

schietoefeningen met het geweer van 6.5 mm.

duidelijk zichtbaar waren. Bij plaat No. 7 waren die bulten stervormig gebarsten.

Eigenaardig was het hierbij op te merken, dat het zand achter de plaat op de plaatsen, waar de kogels aan den voorkant getroffen hadden, zwart gekleurd was, als waren het brandvlekken.

De randen van alle gaten en putten waren aan de naaiden schutter gekeerde zijde kroonvormig opgezet.

Om na te gaan in hoeverre het nadeel der ricochetwerking door middel van een houten beschieting kon worden tegengegaan, plaatste ik een plankje zacht hout ter dikte van 1,5 cM. op 2 cM. afstand van een der niet doorboorde platen.

De terugslaande overblijfselen van den kogel sloegen, nadat de plaat gedeukt was, een gat van eenige centimeters in het hout, zoodat de splinters achter het geweer terecht kwamen.

Dezelfde proef, herhaald met twee planken tegen elkander als boven, gaf tot resultaat, dat de splinters van den teruggeslagen kogel ter diepte van 1 cM. in het hout drongen, doch nu werd geen gat in de planken geslagen.

Een plank ter dikte van 4 cM. op 1.5 cM. voor de plaat opgesteld, liet eerst den kogel door, die daarna in de plaat een gevoerde deuk maakte, als hadde er geen hout voor gestaan, terwijl de overblijfselen in het hout een ondiepe put terug sloegen.

Het hout vertoonde in alle gevallen aan de naar de plaat gekeerde zijde, ter plaatse waar de overblijfselen van den kogel teruggeslagen waren, een grijze kleur, alsof het met potlood bestreken was.

Na deze proefnemingen liet ik voor de plaat zand opwerpen en afsteken, zoodat het voorvlak van de plaat en dat van den zandhoop evenwijdig aan elkander waren, hetgeen mogelijk was, omdat het zand, zooals reeds is gezegd, eenigszins vochtig was.

Achtereenvolgens werd gevuurd op een dikte van 3, 2 en 1 dM. zand, doch in geen enkel geval was op de plaat zichtbaar, dat de kogel er tegen aangekomen was en bij nader zoeken werd dan ook de kogel in het zand teruggevonden met achterover gestroopten mantel, het binnenste buiten gekeerd, terwijl het gewurgde gedeelte alleen zijn vorm behouden had en het lood verdwenen was. In de onmiddellijke nabijheid van den kogel was het zand geheel wit, ongeveer zooals een zekere soort van schuurzand er uitziet.

Wel wetende, dat op korten afstand, binnen zekere grenzen het indringingsvermogen in zand geringer is dan op grootere afstanden, verwonderde het mij toch, dat zelfs 1 dM. zand voldoende was om den kogel tegen te houden. Daarom werd de proef voortgezet eerst met 5 en toen met 3 cM. zand voor de plaat en in beide gevallen was het nu zichtbaar, dat de kogel de plaat geraakt had, zonder echter voldoende kracht gehad te hebben om zelfs maar een lichte deuk er in te maken. Het gaf