SCHIETOEFENINGEN MET HET GEWEEK. VAN 6.5 mM., ENZ.
93
Met drie verschillende geweren deed ik daarna op een ander schijfje, richtende onder tegen kring 9, elk een schot, die alle drie-in de roos troffen.
Het mikpunt op 10 Meter op de verkleinde schijf kwam dus juist overeen met dat op 100 Meter op de schijf van model grootte.
Twee goede scherpschutters schoten daarna, staande uit de vrije hand, richtende onder tegen kring 9, elk vijf schoten, waarbij respectievelijk 55 en 57 punten behaald werden.
Zij, die bij het geweer mod. 71 tegen deze schietmethode aanvoerden, dat de appreciatie van de waarde der treffers in sommige gevallen moeielijk was, omdat de gaten in de kleine schijf zoo groot waren, kunnen dit argument nu gerust laten varen, omdat bij het nieuwe geweer de gaten even groot zijn als die, welke flobertkogels in de schijfjes maken. Voor mij zelf heb ik dat bezwaar bij gebruikmaking van de driemans- of de figuurschijf nooit klemmend kunnen vinden; want, eraan twijfelende of' bijv. een 2 of een 3 geschoten kon zijn, noteerde ik altijd het schot in het voordeel van den schutter, doch bij de tegenwoordige ringschijven zou dat bezwaar zich inderdaad meer hebben doen gelden.
Om te kunnen bepalen, welke veiligheidsmaatregelen bij een verkorte baan, die voor de omgeving gevaar zou kunnen opleveren, behooren te worden aangewend, nam ik een week later eenige proeven op ijzeren platen op ruim 10 M. van de tromp van het geweer opgesteld, omdat, voor zoover mij bekend althans, voor dien korten afstand geen gegevens te vindon zijn, wat betreft het indringingsvermogen. ï
De proefneming had plaats op het schietterrein ten Z. van het fort Kijkduin en te mijner beschikking waren gesteld acht stukken plaatijzer ter dikte van:
N°. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
7, 8, 9^ ÏÏÏ, 11, 12, 14, 16 mM.
Nadat het duinzand, dat eenigszins vochtig was, zoodanig was afgestoken, dat de plaat, overal gesteund, normaal op de verlengde zielas opgesteld was, werd van den bok van achter een veilige opstelling achtereenvolgens op alle platen gevuurd met het gevolg, dat de platen No. 1 tot en met No. 5 bij het eerste schot doorboord werden.
De ronde gaten hadden een middellijn van 11, 12, en 13 mM. en waren als het ware gevoerd met het metaal van den kogel, van welken laatste niets anders dan splinters worden teruggevonden.
Op de platen No. 6, 7 en 8 deed ik elk drie schoten dicht bij elkander, met het resultaat dat geen enkele dezer platen doorboord werd, doch alle na de proef diepe putten vertoonden van 13 mM. middellijn en weder gevoerd met het metaal van den kogel, terwijl aan den achterkant van de plaat de bulten