SCHIETOEFENINGEN MET HET GEWEER VAN 6.5 mM., OP VERKLEINDE SCHIJVEN EN OP VERKORTEN AFSTAND.

Met het oog op de mogelijke aanvraag tot het aanleggen eener schietbaan voor het geweer van 6.5 mM. met scherpe patronen op verkorten afstand en met gebruikmaking van schijven van verkleind model op het terrein achter het Koninklijk Instituut voor de Marine, werd, alvorens over te gaan tot het schieten van schijfbeelden, door berekening het mikpunt op dien verkorten afstand bepaald, om daaruit te kunnen afleiden in hoeverre, wat het mikpunt betreft, deze wijze van schieten verschillen zou opleveren met het schieten op den waren afstand op de schijf van model.

De berekening volgende, zooals die in het „Marineblad", jaargang 1891 — 92, aflevering 1, reeds gedaan is voor het geweer mod. '71, zou men komen tot een mikpunt, dat op 10 M. van den achterkant van de korrel, ongeveer 2 mM. onder het trefpunt gelegen moet zijn en daarbij den opslaghoek, waarvan de tangens — 0.6 is, in rekening brengende, zouden we dus ongeveer 8 mM. onder het midden van de roos moeten aanleggen en afkomen om midden in de roos te treffen.

In de baan van S00 M. is de verheffing op 100 M. volgens Bijlage N°. 3 van het Reglement op de schietoefeningen met het geweer 24 cM., zoodat het mikpunt op de verkleinde schijf volgens bovengenoemde berekening niet op evenredigen afstand onder het trefpunt zou gelegen zijn, want door aan dien eisch te voldoen, zou het mikpunt op 24 mM. onder het midden van de roos moeten genomen kunnen worden.

Daar echter schieten met het eigen geweer met scherpe patronen, richtende op een ander mikpunt dan op den waren afstand, mits de schutter voortdurend op het verschil opmerkzaam wordt gemaakt, steeds verre te verkiezen is boven niet schieten of boven schieten met flobertpatronen {waaraan zeer weinig waarde moet worden toegekend), besloot ik toch beelden te gaan schieten, om de practijk aan cle theorie te toetsen, die bij het geweer mod. 71 gebleken waren met elkander overeen te stemmen.

Op een mooien dag, 14 Maart j.1. schoot ik daartoe, liggend opgelegd op een schijfje op Vio der ware grootte, richtende onder tegen de roos, niet anders verwachtende, dan dat het schot in het bovenste gedeelte van de roos zou terecht komen, doch in plaats daarvan trof de kogel op de afscheiding tusschen kring 9 en 10 boven de roos. De vier volgende schoten troffen in hetzelfde gat, dat eenigszins naar boven verlengd werd, zoo dat het gemiddelde trefpunt op 26.7 mM. boven het mikpunt gelegen was.