2

HET SPORTBLAD.

het onderling contact van alle groepen der samenleving, zeer nuttig werken en voor ulles lukt een prachtig educatiemiddel voor de jongelui uit de volksklasse, juist in dit contact met jongelui uit andere maatschappelijke krisgeD, gelegen.

In beginsel ben ik zelf deze opvatting ook wel toegedaan, doch men dient zich af te vragen: is de realiseering van deze idee in da praktijk wel mogelijk, zijn de maatschappelijke toestanden er wel rijp voor, om in ons sportwezen de sociale idee zoover te doen doordringen, dat wij met toestanden, die iu het dagelijksch leven nog maatgevend zijn, geen rekenicg houden- ?

Ik geloof dat men in dezen, van de meeste vooraanstaande personen in onze sportwereld — en m. i. terecht — een ontkennend antwoord zal krijgen en zij, die thans de beteekenis nog niet inzien, van het in den aanvacg van dit artikel ontwikkelde verschijnsel, zullen na verloop van enkele jaren toch ook erkennen, dat het een verschijnsel is, waarmede wel ter dege rekening dient te worden gehouden.

Het is een zeer teere kwestie, die ik hiermede heb aangeroerd, vooral, omdat ik Baast de oorzaken en de gevolgen, ook de middelen wil bespreken, welke aangewend kunnen worden om de voetbalsport te doen blijven, een sport voor iedereen, om haar, meer nog dan tot heden, te doen worden de nationale sport bij uitnemendheid.

Want wanneer een tak van sport slechts door een of enkele bepaalde categorie ëa van liefhebbers beoefend wordt, kan men al niet meer spreken van algemeene beoefening. Daarom alleen reeds zal de roeispoit, het lawn-t.-nnie, golf en nog meerdere takken van openluchtspel, nooit een hooge graad van populariteit bereiken. Het mag eenerzijdsch wrevelig stemmen, dat de volksklasse nooit de genietingen van deze zomersport deelachtig wordt, anderzij dsch doet het toch ook onaangenaam aan, dat een bepaalde groep van jongelui het voetbalspel voortaan vreemd zal blijven, zij het dan ook uit overwegingen, die principieel moeilijk te verdedigen zgn.

Doch intusschen ligt het feit voor en het is belangrijk genoeg, om de aandacht v&n onze voetbal-autoriteiten bezig te houden. Wat moet gedaan worden, om onze sport hare santrekkelijkheid te doen behouden voor alle jongelui tut alle maatschappelijke kringen ?

Dat is ten slotte de vraag waar het om gaat. Het antwoord is in dezen zeer moeilijk te geven, alleen reeds daarom zoo moeilijk, omdat de beantwoording van deze vraag met zich brengt, «en gedeeltelijke erkesning van het standetiverechil in de sportwereld. Ea ten onrechte zullen zb', die zich volkevoetbsllers noemen, door een dergelijke erkenning all'cht gegriefd voelen. Zij zullen zeggen: zgn wü' minder, worden wij uitgeworpen ? Hiervan nu kan nooit sprake zgn.

Ik voor mij acht ieder voetballer als zoodanig even hoog, maar dat sluit geenszins uit, dat ik wel degelijk van oordeel b n, dat op den duur en in vele opzichten nu reeds (o.a. in de gewestelijke Bonden) een samenvoeging van alle vereemgingea, niet gewentcht is, ook citt voor de volksclubs. Men zal hierin een erken¬

ning zien, van het zgn. elite-voetbal, dat on langs door een ingezonden stuk in De Telegraaf I gewraakt werd. Daar werd de aandacht gevestigd op de competitieindeeling der Westelijke tweede klasse clubs en het valt niet te ont- i kennen, dat de groepeering van deze 24 vereenigingen, niet toevallig is, doch dat het | Bestuur hier wel degelnk rekening hield (tenminste voor zoover mogelijk) met het gehalte der leden waaruit de verschillende vereenigingen samengesteld zijn. Ook bij de indeeling der Oostelijke tweede klassers is dit begicael ia vroeger j*ren reeds gedeeltelijk toegepast, terwijl mij bekend is, dat enkele besturen van gewestelijke Bonden, bij de indeeling der ver- \ eenigingen, met deze omstandigheden rekening hielden. Zoo ziet men dus, dat ik hier eigenlijk niets nieuws verkondig, dat zelfs het Bondsbestuur min of meer toont, eveneens een oplossing van dit vraagstuk in de door mij zooeven aangegeven richting te zoeken, doch het is misschien wel voor 't eerst, dat hier eens openlijk de aandacht op gevestigd wordt.

Om een soortgelijke groepeering te rechtvaardigen, dient men.dus van de wenschelijkheid er van doordrongen te zgn en moet men dus van oordeel zijn, dat zich reeds nu besliste j verschijnselen hebben voorgedaan, die er op wijzen, dat een toevallige groepeering van alle vereenigingen (ik laat het krachtsverschil tijdelijk buiten beschouwing) voortaan niet meer gewenscht is.

Hierop baseerde mijn stelling, dat het vrg'e contact, wat momenteel nog vrijwel tuSschen alle bij den Bond aangesloten vereenigingen bestaat, de oorzaak is, dat een tot nu toe nog kleine groep van jongelui ons spel niet meer wenscht te beoefenen.

En nu mag men honderdmaal gelijk hebben door te beweren : dat moeten diegenen dan ten slotte maar zelf weten, het feit ligt toeh voor de hand, dat niet het spel zelf, maar de omstandigheden, waaronder het gespeeld wordt, er de oorzaak van zijn en daarom moet er naar gestreefd worden, die omstandigheden zoodanig te wijzigen, dat voor elkeen de beoefening van ons spel inderdaad een genoegen blijft en geen bijkomende dingen in staat zijn, voor een beoefenaar van onze sport de bekoringen er van te loor te doen gaan.

Later hoop ik over deze aangelegenheid mijn standpunt nog nader toe te lichten.

Cluborganisatie.

De wgz3 waarop de voorzitter van Ajsx in het vorige nummer van Eet Sportblad zgn opinie tegenover den mijne plaatste, s er een, ! die afwijkt van helaas het meerendeel der 1 spcrtpolemieken, want verkondigt men een bepaalde meenisg ov*r 't een of ander, dan kan men er bijna staat op maken, dat men op ordinaire wijze aangeblaft zal worden om zoodoende te trachten het eerst geschreven woord te weerleggen (!).

Waar Ajax's preasus volkomen zakelijk blijft daar wensch ik nog kort even op het door mij geschrevene terug te komen en wel, om te verklaren, dat ook ik het woordje „iedereen" (zoo luidde ook het verslag van de vergadering in j de Telegraaf) niet zoo heb opgevat, dat Jan rap en z'n maat door de minderheid bij Ajax,