F3

BESCHRIJVING VAN JAVA.

hetzelve, die men hier aankweekt, is boven andere gezocht het donker purperkleurige, hetwelk zeer welig, en tot de -Jaoogte van tien voelen opfchiet. De omtrek van Batavia is eene van de ftreken waar hetzelve geplant wordt, om er de fuiket kunstmatig uit te bereiden, en dit gefchiedt hier meest door Chinezen.

Drie of viermalen fnijdt men den indigo, die na de inhaling van de rijst op de fawah- gronden geteeld wordt. Eene betere en allerweligst groeijende verfcheidenheid van indigo wordt op de beste (tukken van tegal-grond geoogst, die door geen ander voorafgaand gewas uitgeput zijn.

De dalen aan den voet van hooge bergen, en de zachte hellingen van de lage heuvels worden doorgaans het gefchiktst gerekend voor de koffijteelt.

De peper komt op Java in de meeste gronden voort. Dikwijls ziet men dit gewas ter hoogte van vijfden of zestien voeten om den katoenboom geflingerd.

Algemeen is wel op Java de tabaksteelt, doch flechts een paar binnendiltrikten planten denzelven in genoegzame hoeveelheid om naar elders vervoerd te worden. De jonge planten, die men van hooge landen bekomt, worden in Junij verzet en bereiken in October haren vollen groei, die op besten grond, gelijk de tabak hier hebben wil, acht tot tien voeten beloopt,

October is hier ook de oogstmaand van de in Mei gezaaide tarwe, welke er in genoegzame menigte groeit, om de behoeften der Europefche volkplantelingen te vervullen.

Aardappels worden federt veertig jaren op hoogten gepoot en m de nabijheid van alle plaatfen, waar zich Europeërs gezet hebben. Zij zijn beter dan die men doorgaans in Bcngaic en in China teelt, maar zij vinden nog weinige beminnaars onder de Javanen.

De Europeërs en de Chinezen kunnen hier de meeste van de gemeene keukengewasfen van Europa in hunne tuinen hebben, maar, om dezelve niet te zien verbasteren, moet er van tijd tot tijd nieuw zaad ontboden worden uit het moederland-of van de Kaap.

De Javaanfche landman is, ten minde in dat gedeelte van het eiland, hetwelk nog onderworpen is aan zijne eigene landvorften, en ook elders, in zoo verre hierin geeue veranderingen gemaakt zijn door de Europeërs,

geen