552

E. A. W. VON ZIMMERMAN,

volle ruimte aan, als een Gèfêbrift, dat zoowel voédfel voor het verdand, als voor het hart, oplevert, en waarin men vindt, wat de beste reizigers over de verfchillende gedeelten van onzen aardbol hebben gefchreven, met vermijding van het omflagtige. dorre en voor vele lezers zoo zeer vervelende, hetwelk men in de fchriften van de meeste hunner aantreft. Hetzelve is eigenlijk, volgens hetgeen, dat ons de Vertaler ia het Voorberigt zegt, eene omwerking en verbetering van des Schrijvers Almanach der Rei/en, voor verfcheidene jaren in het licht gegeven, toen reeds in Duitschland zeer gundig ontvangen en hoog geroemd, en nu, in dit gewaad, met bijvoeging van hetgeen, wat ons latere reizigers aangaande veie landen en volken hebben medegedeeld, niet minder aldaar op boogen prijs gefield, als wij ons durven verzekerd houden, dat zulks in ons Vaderland zal gedaan worden. Wij wenfehen daarom hartelijk, dat de Uitgever en Vertaler, door een goed debiet aangemoedigd , hun aangevangen werk zuilen volrooijen en ons fpoedig in het bezit (teden der volgende Deelen van dit zoo "belangrijke Werk, van welks voor ons liggende Eerde Deel wij, zoo kort mogelijk, den voornaamden inhoud willen fchetfen, ten' einde onze Lezers te overtuigen -aangaande de rijkheid van zaken, die in hetzelve aangetroffen wordt, en daardoor deszelfs wezenlijke waarde, boven andere Werken van dien aard, des te meer te doen uitkomen.

Dit Eerde Deel dan, hetwelk door eene fraaije Inleiding wordt voorafgegaan, behelzende eene beknopte maar tevens zakelijke gefchiedkundige befchrijving van het begin en den verderen voortgang der Aardrijkskunde, van den Handel, de Zeevaart en de Reizen, zoo te water als te land, vangt aan met de befchrijving van Afrika, en wel met dat gedeelte van hetzelve, hetwelk ons onder den naam van Quinea bekend is, aan de befchrijving van welk land dan ook dit ganfche Deel is toegewijd. —- Na een algemeen overzigt gegeven te hebben van Afrika, bepaalt de Schrijver zich tot Gttinea in het bijzonder, daarvan vooreerst de verfchillende' belangrijke rivieren, alsmede de Peper-, Elpenbeen-. Gouden Slavenkust befchrijvende, waarna hij overgaat tot de eilanden van Guinea. Vervolgens deelt hij eenige algemeene aanmerkingen mede over het klimaat, de winden9 de geftekjaeid van den grond en deszelfs vruchtbaarheid^

waar-