solon en thales, enz.
langer martelen. — Ik wil den fluijer opheffen. — Uw zoon , uw geliefde zoon leeft, het is alles verdichting van mij.
Solon. Leeft? (thales in de hrmen vallende). Gij geeft mij het leven. — Maar is het ook misleiding, is het niet eene lijn verzonnene list der vricndfchap 2 Spreek! 1 '
Thales Neen — Ik fpreek waarheid. — Ik wilde 11 Hechts leeren, dat de grootfte verwachtingen van uw fyftema, dat alle, ook de zuiverde vermaken van den echt Hechts een zeer nietig en ijdel ding zijn. — Ik -wilde —
Solon. Hij leeft, hij leeft! — Dit is genoeg; zwijg met uw gezwets. Ik wil geen woord verder verlie¬
zen. Deze Itomme traan van verrukking moge u wederleggen, indien gij nog voor verbetering vatbaar zijt.
over de oppermagt en het bestuur.
(TJit het Fransch van den Vermaarden nicola.)
De Brieven van paulus cn de geheele Heilige Schrift bewijzen, dat alle grootheid beftaat uit eene mede, deeling van gods magt over de menfehen, welke magt hij aan fommigen voor het welzijn van allen verleent, dat er niets wezenlijker en niets regtvaardiger is dan de grootheid van hen, aan welken god zijne magt wezenlijk heeft medegedeeld, en die dezelve niet door overweldiging bezitten.
Door deze leer valt het gemakkelijk te begrijpen, dat hoezeer het Koningfchap en alle andere regeringsvormen , van de keuze cn de toeffemming der volken oorfpronkeiijk zijn, de magt der Koningen niettemin niet van het volk, maar van god alleen afkomftig is: want god heeft' de volken wel de magt verleend, om zich eenen regeringsvorm te verkiezen; doch even als de keuze van hen, welke den Bisfchop verkiezen, de Bis-
fchop»