fii solon en thales;

Toen ik onlangs van u terug kwam, ijlde mij de goedhartige vrouw zoo vriendelijk te gemoet, en , toen zij mijn zoo donker gelaat zag, vattede zij mij bij de hand, en vraagde: „ Lieve solon ! waarom deze ern„ ftige, ftrakke blik, dit voorhoofd vol rimpelsv" — Ik verhaalde haar ons gefchil en uwe fmaadredenen op het geluk van den echt; nu omflingerde zij mij liefderijk met hare armen, en zeide met de liefelijke ftcm eener Godin: „ Lieve solon! wij weten het beter." En nu

voerde zij mij naar den tuin bij onze kinderen. -—

O thales! thales! bet gevoel eens vaders overtreft de vreugde der liefde. Het moet een booswicht kunnen verbeteren.

Thales. Welligt, doch dank zij den Goden, dat ik het niet ben! —

Solon. Maar indien dit gevoel zoo werkzaam is op het hart van eenen ondeugenden, zou het dan geen wonder kunnen doen door den geest der deugd?

Thales. Gij fchijnt geheel vergeten te zijn, hoe vele flapelooze nachten en onrustige dagen u dit zoo georezen geluk van vader te zijn verwekt heeft. — De kindsheid vereischt eene geftadige zorgvuldigheid en oppasfing; de driften der jeugd verfcheuren het hart eens vaders en verontrusten het door eene voortdurende vrees. — En nu, indien uw zoon een booswicht of bloodaard geworden ware, of uwe dochter eene boeleerfter? solo^ ! — Is dit oogenblik niet fmarrelijker, tlan al die gelukkige uren van vele jaren zamen genomen? Het leven eens vaders is een beftendig zamenweeffel van vrees en twijfeling, en het vaderfchap vernedert d n wijsften man tot liet beroep van eenen kinderoppasfer, of, wat nog erger is, tot het ambt van eenen tuchtmeester.

Solon. Niet altijd. — Verheugt de tuinman zich niet over den boom, dien hij geplant heeft, hoe hij kiemt, uitfpruk, bloeit en vruchten draagt; en evenwel is deze vreugde flechts eene fchaduw tegen het vermaak, van zich weder in zijne kindsheid te zien op-

bloeijen, rijpen en tot man worden. Elke edele

daad, elke bekwaamheid van ons kind geeft ons het zoete gevoel, dat ons onze eigene deugd verfchaft; maar verhoogt door eene trotschheid, die zelfs in de oogen van den ftrengften zedemcester vergeving moet erian-^ gen.

Tha.