of over het geluk van den echt. ft
weet waartoe patriotismus en zucht tot werkzaamheid ons kunnen wegliepen. Zie, toen ik Athene tot eene nieuwe onderneming tegen de Megarenzers wilde aanvuren , en de man, wiens lippen Salamin of Megara uitfpreken mogten, met doodsftraf bedreigd werd, gebood mij voorzigtiglieid, mij krankzinnig te houden (*) ; toen mijn oudfte zoon, die thans te Athene is, van het fchip in zee viel, fprong ik hem na in de golven en vreesde niets, om hem te redden. — En indien dit alles ook zoo niet ware, rekent gij dan den ftillen wellust eener kuifche liefde, het overeenltemmend gevoel van gelijk gefchapene harten, die, als eenparig geftemde luiten, de een des anderen melodijen harmonisch vergezellen, rekent gij dan het zalig gevoel eener gelouterde teederheid voor niets?
thales. Voor iets nog minders, solon! voor eene zwakke razernij.
solon. Koclhartige man! —
thales. Ik ben niet koel; maar ik wil mij niet door herfenfehimmen laten innemen^ Al deze vreugde, wat is zij anders, dan een vlugtige droom, een valfche Ichijn
solon. Ik bid u, geen woord meer: gij maakt mij misnoegd, en ik wilde mijne geliefde vrouw niet gaarne weder, gelijk na onze laatfte redetwist , een hart vol gal mede naar huis brengen. Ik fchuw den toorn, om den wil van mijn eigen hart, en het fmart mij dan innig, dat ik hare teederheid niet met een even onverdeeld hait beantwoorden kan. — Zij kent uwe grondHellingen; maar zij haat u niet, zij beklaagt u flechts.—
Toen
C*) Qjium de Salamine, inter Athenienfcs et Megarenfes ferme usque ad internecionem armis dimicatum esfet, multisque cladibm acceptis , capiiale apud Athenienfcs esje coepisfet, fi tuis legem de vindicanda infida ferret; follicitm Solon ne vel tacendo parum rcipublieae confuleret, vel confulendo fibi noceret, fubitam fibi demeniiam fimidat > cujus praetextu non dicturus moclo prohibita fed et faèturttS er at. Deformi ftabitu, more eevordium in publicitm evolat, factoque concurfu hominum , quo magh coflfilium disfimulet,, infolitis fibi verfibus, per praeconcm fnad&re populo coepit quod vetabatur, omniamque ito. animos cepit, ut adverfus Magarenfes bellum ex templo decsr. verent, infulaque devictis hostibus Athenienfium fieret.
Diogeti. Laè'rt. in vita Solom'u
B 3
É