KRONIEK DER FRANSCHE LITTERATUUR.
225
symbolistische geheimzinnigheden, waarin ieder, als in Hamlet's wolkenvormen, de uitbeelding van eigen fantasie mocht herkennen, hij de bewondering der liefhebbers niet mèt de ontsluierde mysteries zou zien verloren gaan.
Naschrift. Op de studie van Chassé volgde in de letterkundige bladen een hardnekkige polemiek. Paul Fort, P r i n c e des Poètes en jeugdvriend van Jarry, neemt het voor diens nagedachtenis op. Hij beweert zélf het befaamde manuscript in handen gehad te hebben en voegt er eenige bewijzen aan toe, waaruit zou blijken dat dit handschrift door Jarry geschreven was. De veronderstelling dat een vijftienjarige schoolknaap het geheel zou overgeschreven hebben, laat hij varen op grond van de overweging, dat die knaap zich geenszins moet bewust geweest zijn, op dien ouderdom, van de werkelijke kunstwaarde van wat hij zou geplagieerd hebben. Fort, Charles-Henry Hirsch en Louis Ulmann hebben de wanordelijk opeenvolgende tooneelen gerangschikt. Chassé heeft op zijn beurt weer zaakkundig Fort's bezwaren weerlegd .... en het laatste woord over het geval-Jarry schijnt vooreerst niet gesproken. De ontdekking van het corpus delicti, het schoolcahier met Jarry's Ubu, zou aan allen twijfel een einde maken. In letterkundige kringen wordt de ontknooping van dit kleine, intieme drama van een posthumen roem met belangstelling tegemoet gezien
1) Cf. Comoedia van 13 Dec. 1921 en van 1 Januari 1922.