DE EVOLUTIE VAN HET HEELAL.

835

eeuw alle beschouwingen over de ontwikkeling der hemellichamen aanknoopen.

Had de astronomie de oude denkbeelden omgekeerd door aan de .menschheid te doen zien, wat eigenlijk de wereld is: de fysika heeft een niet minder groote omwenteling gebracht, door ons te leeren, wat eigenlijk worden en vergaan is. Zij heeft achter het ontstaan en vergaan het blijvende doen zien, de onveranderlijke substanties, waarvan de vormveranderingen in de eindelooze wisseling der verschijnselen te voorschijn komt. De eerste van deze substanties is de materie, de stof. Sinds de 18de eeuw leerde met gassen te experimenteeren en Lavoisier met de weegschaal de oxydatie-processen onderzocht, zijn alle gevallen, waarbij voor het oppervlakkig oog stoffen ontstaan en verdwijnen, als vormwisselingen der materie erkend. In het midden van de 19de eeuw kwam daar als tweede onvernietigbare substantie de energie bij. Alle processen op aarde bestaan in vormveranderingen van de stoffen, vergezeld van vormwisselingen der energie. En alle energie-omzettingen, die ook de inhoud van de levensprocessen op aarde vormen, wijzen op de" zonnestraling als hun gemeenschappelijke oorsprong. De zon is de bron van alle energie, alle leven op aarde; voortdurend vloeit van uit de zon een energiestroom naar de aarde, die per sekonde met 300 millioen paardekrachten gelijk staat, en toch niet meer dan het 2 milliardste deel is van de totale energie, die de zon naar alle zijden in de ruimte uitstraalt.

Beschouwt *nen nu in dit nieuwe licht de oude vragen omtrent schepping en ondergang van de wereld, dan zeggen wij: de wereld is niet ontstaan en zal niet ondergaan. De materie, waaruit zij bestaat, is er altijd geweest en zal altijd blijven bestaan; de energie, die haar beweging, haar leven, haar aktie omvat, is onvergankelijk, is altijd even groot geweest en onvernietigbaar. De eenige redelijke zin, die de oude vragen nu hebben, is deze: in welke verschillende gedaanten is de wereldmaterie in de loop der tijden samengevoegd en gescheiden ? welke vormwisselingen heeft daarbij de wereldenergie ondergaan? Wat eerst kosmogonie heette, is nu de leer van de evolutie van het heelal geworden.

Niet dadelijk is dit vraagstuk in zijn volle algemeenheid gesteld. Als aardbewoners zijn wij praktisch geïnteresseerd bij het bepaalde hoopje materie, dat de aarde, bij het bepaalde energiekwantum, dat de zonnewarmte vormt. Is ook het geheel onvernietigbaar, dan behoeft dit toch niet te gelden voor de deelen: de aarde als bijzonder lichaam is eenmaal ontstaan en behoeft niet eeuwig te zijn; de zonnewarmte is uit iets anders ontstaan en kan misschien eens ophouden. Nu was de duurzaamheid van de aarde, onze weonplaats, wel voor onafzienbare tijd verzekerd; maar hoe staat het met de zonnewarmte, de grondvoorwaarde voor de bewoonbaarheid van onzé planeet ? Uit welke bron vult de zon de energie weer aan, die zij door straling verliest ? Was zij enkel een gloeiend