SPORT IN BEELDIDE REVUE DER SPORTEN

VOETBAL WIELRENNEN

België heeft ons wat te vertellen! Afscheid in regen

De geschiedenis is de leerschool der vorsten, heette het vroeger. Ook op voetbal is dat van toepassing. Uit de voetbalorganisatie in het buitenland zijn voor de leiders van het Ned. voetbal wijze lessen te trekken.

Een goede les is de nieuwe regeling in België. De clubs mogen daar aan haar spelers eenige tegemoetkoming geven. Omtrent de grootte van die toelage is niets bepaald; de clubs mogen zich ook niet per contract verbinden tot het geven van een zekere toelage. Blijkbaar heeft men dat aldus geregeld om de clubs niet in moeilijkheden te brengen; ze kunnen thans haar uitgaven regelen naar de ontvangsten. Het systeem, dat de spelers eigenlijk het eigendom zijn van de clubs, heeft men gehandhaafd; de clubs kunnen echter haar spelers tegen vergoeding overdoen aan andere clubs. De bedoeling hiervan was weer, dat de groote clubs daardoor in staat gesteld zouden worden goede spelers van kleine clubs over te nemen en dat de kleine clubs dan financieel schadeloos gesteld zouden kunnen worden. Maar reeds thans is het duidelijk, dat al die berekeningen vrijwel falen.

Men had gedacht, dat slechts een gedeelte der spelers geldelijk voordeel uit de sportbeoefening zou willen trekken.

Het falende systeem

De praktijk heeft echter doen zien, dat vrijwel alle spelers niet ongevoelig bleken te zijn voor een toelage. Beweerd wordt tenminste, dat alle spelers van de groote clubs, behalve die van de clubs uit Mechelen, thans toelagen krijgen. Betalen de clubs niet vrijwillig, dan worden ze er wel toe gedwongen. Spelers worden kort voor een wedstrijd ernstig ziek. Een couvert met inhoud blijkt dan wonderen te verrichten !

Bovendien bleek ook, dat er meer kleine dan groote clubs als gegadigden voor goede spelers kwamen opdagen. Ook dat was dus een misrekening.

De oplossing: beroepsspel. rlEN beseft reeds thans in België, dat de eenige oplossing zal zijn: invoering van het beroepsspel. Men schrikt hiervoor terug, omdat men hierbij onmiddellijk denkt aan het Engelsche stelsel van spelers, die niets anders doen dan voetballen en die op later leeftijd, doordat ze geen vakkennis hebben, in moeilijkheden komen. Men vergeet echter, dat het Engelsche systeem voor landen als België en Nederland onmogelijk is. De ontvangsten zijn hier niet zoo hoog, dat men spelers een salaris kan betalen, waarvan ze een gezin kunnen onderhouden en nog wat kunnen overleggen voor later.

Men heeft tot dusver onze amateursbepalingen nog kunnen handhaven, doch de moeilijkheden worden steeds grooter. Men kan van slecht gevoede en onvoldoend gekleede spelers niet verwachten, dat ze eersteklas voetbal laten zien en met succes de training volgen. De clubs, die behoorlijke recettes maken, kunnen dat van de spelers ook niet meer vergen.

De eenige oplossing lijkt mij het geven van toestemming om aan de spelers een bepaalde toelage per wedstrijd te verstrekken. Een bedrag van f5.— a f 10.— per wedstrijd moet toch voor de groote vereenigingen wel mogelijk zijn, waartegen dan zou kunnen staan, dat men alle mogelijke luxe, welke men zich thans veroorlooft, zou kunnen afschaffen. Lunches en diners kunnen tot het allernoodzakelijkste beperkt worden. Vroeger gebruikten we als spelers ook ons twaalfuurtje in den trein en behoorde het tot de hooge uitzonderingen, als we het middagmaal niet thuis gebruikten. Feestjes en uitstapjes kunnen gevoeglijk van het programma worden geschrapt! Ik ben er van overtuigd, dat het meerendeel der spelers, die hard voor hun dagelijksch brood moeten werken, of die dat niet kunnen doen en moeten stempelen, graag van die luxe afstand doet en daarvoor in ruil een paar rijksdaalders

Cor Blekemolen, de „zilveren" stayer, boft niet.

Dit hebben alle jubileerende rijksambtenaren, tooneelhelden en bondsbestuurders toch maar vóór als ze jubelen: er is een wèl-doortimmerd dak boven hun hoofd.

En geen wispelturige natuur kan de feestelijke aspecten komen bederven. Zooals ze dat op zoo grondige wijze heeft gedaan met Cor Blekem o I e n's zilveren stayersjubileum.

Namen die klonken als even zoovele klokken vermeldde het programma van den gala-avond, maar ze werden door plassend hemelwater uitgewischt; de datum werd een dag verschoven, van Dinsdag op Woensdag. Al dunden daardoor de gelederen der wielerkopstukken, die Cor feestelijk zouden uitluiden (verplichtingen riepen sommigen naar elders) toch waren nog velen present in het Stadion, waaronder oudjes als Moeskops, Cordang, Schilling, Van Vliet Sr." (vader van „Arie"), Tulleken, Franssen, v. d. Stuyft, Schlebaum, Storm, jan van Gent. Inde jubileumstayercourse over 40 K.M. eindigde Blekemolen zijn laatsten rit achter vanderWulp, Ronsse en Domhof en vóór Paillard, Grassin en de Graaf. Vóór dezen rit werd de jubilaris hartelijk gehuldigd.

De regen vond het helaas noodig ook nu een onplezierigen duit in het zakje te doen: de sympathieke Blekemolen heeft echter naast de pech van dezen avond de herinnering aan menigen dankbaarder en gelukkiger avond!

per wedstrijd ontvangt. Van beroepsvoetballers kan men in zoo'n geval eigenlijk niet spreken. Men heeft ze destijds in Oostenrijk genoemd „niet-amateurs", waarmede men wel voldoende duidelijk heeft aangegeven, wat ze eigenlijk zijn. Maar men zal de zaak nauwkeurig, desnoods contractueel, met de spelers moeten regelen, waardoor willekeur, zoowel van den kant der spelers als der clubs, volkomen wordt uitgesloten.

Een dergelijke maatregel lijkt ons in het belang van de spelers, doch ook in dat van de vereenigingen. Men zal er zich natuurlijk voorloopig nog wel met hand en tand tegen verzetten, doch als de toestanden blijven zooals ze thans zijn, is bezoldiging van spelers niet tegen te houden.

De kruik, die zoolang te . water gaat ....

In België heeft men zoolang als mogelijk was aan het amateurisme vastgehouden.

Toen heeft men eenvoudig de bestaande toestanden officieel erkend en daarmede dus het beroepsspel ingevoerd. Men zit nu met de gevolgen. Thans kan de k.n.v.B. hier alles nog zelf regelen. Wacht men langer, dan moet hij, evenals de Belgische bond dat deed, de door de spelers en de clubs in het leven geroepen toestanden, eenvoudig aanvaarden, wat waarschijnlijk zou beteekenen, dat men van den wal in de sloot zal komen.

C. J. GROOTHOFF.

Als., als., een Joodsche athleet een topprestatie verricht

zal hij voor Duitschland

op de O.S. uitkomen

Een onzer medewerkers schrijft ons: Deze week bevatte l'Auto een artikel uit Frankfurt a/M., waarin een uitlating vermeld stond van Ritter Von Holt, dat een Joodsch athleet voor Duitschland op de Olympische Spelen zal kunnen uitkomen, indien hij een prestatie bereikt, die fraai genoeg is om hem gekozen te doen worden.

Na de uiteenzetting der wetten te Neurenberg lijkt 't wat optimistisch daaraan te gelooven, en schijnt het uitgesloten, dat een tweede klasse burger(es) voor Duitschland op de O. S. zal kunnen uitkomen. Dat in de eerste plaats. In tweede instantie komt, dat Ariërs niet mogen omgaan met niet-Ariërs, zoodat behoorlijke trainingsgelegenheid volkomen ontbreekt. Zelfs indien er al een Joodsch athleet is, die uitblinkt, zal hij de O. S. nooit kunnen bereiken, daar hij niet trainen kan. Bovendien: welke niet-Ariër zal 't wagen zich aan te melden?

Onder deze omstandigheden kan de leider der Duitsche athletiek, Ritter van Holt, gemakkelijk verklaringen afleggen!

3