SPORT IN BEELD/DE REVUE DER SPORTEN

Ned. Biljartbond in lastig parket

Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de Ned. Biljartbond een streep zette onder het opgewonden tijdperk, waarin de Duitsche kwestie — met al den aankleve van dien — den boventoon voerde. De heer J. Sanders trad af als voorzitter en met volle instemming der vereenigingen kwam Jhr. Mollerus aan het bewind. Duitschland was door de U.I.F.A.B. geschorst als lid en later hebben de Duitschers bedankt. De pais en vreê keerde terug in de rijen der biljarters, van wie een deel — welk deel zullen we nu maar in het midden laten — er niet op gesteld was wedstrijden te spelen tegen onderdanen van een volk, hetwelk bepaalde landgenooten „minder prettig" behandelt, om het euphemistisch uit te drukken.

De ver. ,,Rembrandt", die langen tijd niet actief had deelgenomen aan het wedstrijdwezen, kwam weer opdagen in de competitie, de algemeene vergaderingen en buitengewone dito's verliepen, mét elkaar en onder de uitstekende leiding van dr. Mollerus, geanimeerd.

* * *

Maar .... de knuppel schijnt nu weer in het hoenderhok te zijn geworpen.

Er is namelijk in Brussel, nu alweer eenigen tijd geleden, een algemeene vergadering gehouden van de int. federatie, meer bekend onder den naam van U.I.F.A.B. In deze bijeenkomst zou Nederland vertegenwoordigd zijn door den voorzitter, maar als gevolg van verhindering werd de heer Van L e n n e p, lid van het hoofdbestuur, uitgenoodigd den N.B.B. in de Belgische hoofdstad te vertegenwoordigen. In de eerste plaats vragen we nu of deze benoeming de instemming van alle leden van het hoofdbestuur had, daar dit en hetgeen volgen gaat wel eenigszins verband met elkaar houdt.

De U.I.F.A.B. behandelde in de eerste plaats de quaestie der professionals, die amateur konden worden en in de tweede plaats opnieuw de Duitsche quaestie. We weten nu, dat Bos amateur kan worden (hetgeen ietwat vreemd is, al juichen we het besluit toe, nadat diezelfde U.I.F.A.B. eenige jaren geleden er zoo tegen was) en wij dragen ook de wetenschap met ons, dat Duitschland weer in het internationale verband is opgenomen.

* * *

Dit laatste nu zal ongetwijfeld de moeilijkheid brengen, waarover we het hierboven hadden. Wat is het geval ? In Nederland (en daar waarschijnlijk niet alleen) wist niemand, dat Duitschland toelating gevraagd had en sterker .... dat er op de algemeene vergadering van het int.

De beslissing van Brussel

lichaam vertegenwoordigers van Duitschland zouden zitten. Indien men in ons land van dit feit kennis gedragen had, zou de uitzending van een afgevaardigde naar Brussel zeker een geheel ander karakter hebben gedragen en daarom (en nu komen we op de vertegenwoordiging terug) is het belangrijk te weten of de heer Van Lennep met de instemming van het geheele bestuur is gegaan. Want het ware misschien beter geweest, indien iemand de meening van Nederland vertolkt had, die méér dan de heer Van Lennep met de „faits et gestes" van den N.B.B. op de hoogte was geweest.

Het heeft er veel van weg, dat alleen de heer A. Avé, algemeen secretaris van de U.I.F.A.B., van de aanwezigheid van Duitschland heeft afgeweten. Het merkwaardige is, dat Duitschland toch toelating moet hebben gevraagd, terwijl op de agenda van de U.I.F.A.B. niets voorkwam, hetgeen er op wees, dat in Brussel de aanwezigheid van een Duitscher kon worden verwacht.

De vertegenwoordigers der landen kwamen dus voor een feit te staan, waarover ze tevoren geen ruggespraak met hoofdbestuur of algemeene vergadering hadden kunnen houden. In dit geval zou het volgens onze bescheiden meening van den Ned. representant verstandiger zijn geweest, indien hij ter vergadering uitstel van behandeling had gevraagd of, ingeval van een neerleggen bij de meerderheid, blanco of tegen had gestemd. Een en ander met de wetenschap, dat er, juist ten opzichte van Duitschland, in den N.B.B. over deze zaak zoo het een en ander te doen is geweest. Maar het voorstel om dit land toe te laten is met algemeene stemmen genomen.

* * *

En thans komt de N.B.B. weer in een moeilijk parket, want Rembrandt en de 's Gravenhaagsche hebben voorwaardelijk voor de competitie ingeschreven. Wel beginnen beide vereenigingen met hun teams de competitie, maar indien de Duitsche kwestie (naar hun inzicht) niet op bevredigende wijze wordt opgelost, zullen ze zich ongetwijfeld uit de competitie . . . en misschien uit den bond terugtrekken. Zoodat we even ver zijn als eenigen tijd geleden, toen Duitschland zich in de U.I.F.A.B. bevond

Het is ons evenwel nog een raadsel hoe het kan gebeuren, dat Duitschland zonder slag of stoot weder is toegelaten, temeer daar de heer Avé een van de geraffineerde bewerkers van het uittreden van Duitschland is geweest. Zijn de statu-

WIELRENNEN

De onzichtbare

tegenstander

Uit Blekemolen's rennersloopbaan.

Cor Blekemolen, onze exstayerkampioen, die Dinsdagavond van het Nederlandsche publiek afscheid neemt, vertelt:

— Een kampioenswedstrijd rijdt je altijd met den vasten wil om te winnen, dat doe je natuurlijk bij eiken wedstrijd, maar wanneer je je dan niet al te best gedisponeerd voelt, wie zal het dan een renner kwalijk nemen, dat hij zich wat spaart? Bij een kampioenswedstrijd is het echter buigen of bersten. Het was in 1931. Mijn sterkste tegenstander was Snoek. Het gelukte mij hem te passeeren en op de eerste plaats te komen. Nu die plaats behouden! Snoek zou het er zeker niet bij laten. En ik ging volkomen accoord met de tactiek van mijn gangmaker Leon Didier, zoo'n vaart te ontwikkelen, dat mijn tegenstanders zich wel tweemaal zouden bedenken een aanval te wagen. Nog een schepje er op. Didier reed als door den duivel bezeten. Twee-derde van den wedstrijd spande ik al mijn krachten om te zorgen, dat Snoek's aanval geen succes had, om het gevaar, dat mij in den rug bedreigde, te ontloopen ....

Toen ik als overwinnaar was afgestapt hoorde ik dat Snoek na

50 K.M. was opgehouden. En Didier had alleen zoo hard gereden, omdat

hij dacht dat het zou gaan

regenen.

Drie uur later was het nog kurkdroog!

ten van den Duitschen bond thans in overeenstemming met die van de U.I.F. A.B.? Is de Ariër-paragraaf er uit? Strijdt een der statuten van den Duitschen bond niet tegen de amateuristische opvattingen? D.w.z. dat iedere liefhebber in de gelegenheid moet worden gesteld uit te komen.

Al die vragen zullen wel ter sprake komen in de buitengewone algemeene vergadering, die 19 October a.s. wordt gehouden. Het is vooral van belang dat de zaak wordt opgelost, nu een wedstrijd te Düsseldorf voor de Coupe Glorieux (Duitschland—Nederland) voor den boeg staat.

Laten we hopen, dat de N.B.B.-leiding de juiste gedragslijn weet te vinden om rumor te voorkomen.

7