SPORT IN BEELDIDE REVUE DER SPORTEN
Om de wereldtitels bij de sprinters
De wereldkampioenschappen wielrennen te Brussel
In Brussel heeft men in de vacantiemaand Juli waarlijk niet te klagen gehad over een tekort aan Hollanders, die de voor hen zoo goedkoope en toch zoo snel verdwijnende frankjes willen opmaken op de „expositie" en in de omgeving van de Boulevard Adolphe Max, doch het ziet er naar uit alsof in de thans komende dagen dat leger landgenooten-met-vacantie nog danig versterkt zal worden door een bataillon van wielerliefhebbers, die de wereldkampioenschappen op de baan en op den weg willen bijwonen.
Ze komen er wel niet zoo „zegesbewust" als de Hollandsche voetbalsupporters, die in Mei j.l. hun oranje-elftal voor de vijfde achtereenvolgende keer in Belgenland zagen winnen, maar ze komen er toch ook met de gedachte, dat Nederland, na in totaal twaalfmaal een wereldkampioenschap op wielergebied te hebben behaald, ook in staat zal zijn om in 1935 een wereldtitel te veroveren, zooals dat aan Van Egmond in 1933 en aan Pellenaers in l934op overtuigende wijze gelukte. Onze sprintkampioen en zijn kans
Zóó chauvinistisch, dat ze alleen komen om Nederlandsche wielersuccessen toe te juichen, zijn die wielersupporters uit ons land wel niet, ze weten vooruit dat we bij de profwegrenners, bij de profsprinters en bij de stayers kansloos zijn voor den hoogsten titel, maar ze hopen op een succesje bij den onberekenbaren kamp der amateurwegrenners en vooral op een overwinning van Arie van Vliet in het wereldkampioenschap van de amateursprinters, dat in Nederlandsche oogen als het hoofdnummer geldt en onzerzijds metv. Vliet, Ooms, v. d. Vijver en Bernard Leene uiterst sterk bezet is. 't Verrassingsnummer
Vorig jaar in Leipzig was Arie van Vliet de groote sensatie, hij klopte den Duitschen favoriet Merkens en werd slechts in de finale geslagen door den Italiaan Pola, die sindsdien prof geworden is, zonder in die categorie vooralsnog een belangrijke plaats te hebben veroverd. Ditmaal zijn Van Vliet en Merkens de favorieten, een finale tusschen deze twee zou volkomen in de lijn der verwachtingen liggen, als dit amateur-sprintnummer niet telkenjare overvuld was met verrassingen, mede omdat de deelnemers eraan elkaar niet geregeld een- of tweemaal per week in internationale wedstrijden ontmoeten, gelijk hun collega's uit de beroepsrennerij dar doen op de wielerbanen van Frankrijk, België, Duitschland, Nederland, Denemarken, en?.
De eere-lijsten
Het eerelijstje van amateur-wereldkampioenen sinds 1893 bevat 32 verschil-
Zullen Scherens' kattensprongen wser'n wereldtitel opleveren.
lende namen, bij de profs slechts 19, omdat men daarin een periode-Ellegaard, een periode-Moeskops en een periodeMichard gekend heeft, terwijl men thans aan een periode-Scherens bezig is. Bij de amateurs daarentegen gaat de wereldkampioen in den regel direct tot het professionalisme over en kan zijn titel dus het volgend jaar niet verdedigen; de uitzondering op die regel was de Brit Bailey, die in vijf jaar tijds viermaal amateurwereldkampioen werd, ook onze landgenoot Mazairac bleef na zijn wereldtitel het amateurisme getrouw, alle anderen beschouwden hun titel als een waardevol aanloopje voor goede contracten in de profwereld.
Twaalf Ned. wereldtitels
Vijfmaal staat er een Nederlandsche naam op deze eerelijst der amateursprinters, telkens een andere naam; vijfmaal ook bij de profs, maar daarbij was het steeds Moeskops, die in zes jaar tijds vijf wereldkampioenschappen behaalde en slechts faalde in het jaar dat in zijn eigen land gereden werd. Blekemolen als amateur-wereldkampioen op den langen afstand in 1914 en Pellenaers als amateur wegkampioen in 1934 completeeren het dozijntje wereldtitels op Nederlandschen naam.
Sinds 1893 wordt het wereldkampioenschap voor amateursprinters verreden, aanvankelijk onder leiding van de I. C. A., na 1900 onder leiding van ce thans nog organiseerende U. C. I. (Union Cycliste Internationale). Vóór den wereldoorlog staan als wereldkampioen geboekt de navolgende amateurs: 1893 Zimmerman (Am.), 1894 Lehr (Duitschl.), 1895 Jaap
Eden (Ned.), 1896 Reynolds (lerl.), 1897 Schrader (Den.), 1898 Albert (Duitschl.),
1899 Summersgill (Eng.), 1900 DidierNauts (Frankr.), 1901 Maitrot (Frankr.), 1902 Piard (Frankr.), 1903 Reed (Eng.),
1904 Hurley (Am.), 1905 Benyon (Eng.), 1906 Verri (Italië), 1907 Devoissoix (Frankr.), 1908 Johnson. (Eng.), 1909, •10 en 'II Bailey (Eng.), 1912 Dougall (Am.), en 1913 Bailey (Eng.). In 1914 brak tijdens de wereldkampioenschappen in Kopenhagen de wereldoorlog uit; onze landgenoot Bosch van Drakenstein, die het reeds tot de finale gebracht had, zag zich zijn groote kans op de titel ontgaan doordat de wedstrijden moesten worden afgebroken.
Na den oorlog kregen we: 1920 Maurice Peeters (Ned.), 1921 Andersen (Den.), 1922 Johnson (Eng.), 1923 en '24 Michard (Frankr.), 1925 Jaap Meyer (Ned.), 1926 Martinetti (Italië), 1927 Engel (Duitschl.), 1928 Falck Hansen (Den.), 1929 Twan Mazairac (Ned.), 1930 Gérardin (Frankr.), 1931 Harder (Den.), 1932 Richter (Duitschl.) 1933 Jaques van Egmond (Ned.) en 1934 Pola (Italië).
De prof-titels sinds I89S
Bij de profs staan Ellegaard met zes wereldtitels in de periode 1901—'M en Moeskops met vijf in de periode 1921—'26 bovenaan. De volledige lijst ziet hier aldus uit:
1895 Rolin (België), 1896 Bourillon (Frankr.), 1897 Arend (Duitschl.), 1898 Banker (Am.), 1899 Major Taylor (Am.),
1900 Jaquelin (Frankr.), 1901, '02 en '03 Ellegaard (Den.), 1904 Lawson (Am.),
1905 Poulain (Frankr.), 1906 Ellegaard (Den.), 1907 Friol (Frankr.), 1908 Ellegaard (Den.), 1909 Dupré (Frankr.), 1910 Friol (Frankr.), 1911 Ellegaard (Den.), 1912 Kramer (Am.), en 1913 Rütt (Duitschl.), Vervolgens na de onderbreking van zes jaar: 1920 Spears (Australië), 1921, 22, 23 en 24 Moeskops (Ned.), 1925 Kaufmann (Zwitserland), 1926 Moeskops (Ned), 1927, '28. '29 en '30 Michard (Frankr.), 1931 Falck Hansen (Den.), 1932, '33 en '34 Scherens (België).
In Brussel zal thans worden uitgemaakt welke namen aan deze beide eerelijsten zullen worden toegevoegd als de wereldkampioenen sprint 1935.
9