SPORT IN BEELD j DE REVUE DER SPORTEN
VOETBAL
WAARIN ENGELAND ONS DE LOEF AFSTAK
Over lichaamstechniek en positiespel
De wedstrijd tegen de Engelschen geeft mij toch nog aanleiding tot een korte nabeschouwing. Deze wedstrijd heeft m.i. bewezen, dat we wat techniek betreft slechts in een enkel punt bij de Engelschen ten achter staan en dat is wat de beheersching van het lichaam betreft. Maar wat baltechniek betreft, kunnen we ons gerust met de Engelschen meten. Frappant was het b.v., dat de eenige speler in ons elftal, die sterk éénbeenig is, M ij n d e r s, ook heeft gefaald. De groote handigheid met Zijn linkerbeen bleek niet voldoende te Zijn tegenover den voortreffelijken achterspeler Male.
Nu ik enkele Descnouwingen mcu gelezen, blijkt mij, dat sommigen niet weten wat eigenlijk onder techniek verstaan moet Worden en juist dit geeft aanleiding tot minder juiste opmerkingen. Ik las b.v. een beschouwing, waaruit bleek, dat de schrijver positiespel als een onderdeel van de techniek beschouwde. Dat is natuurlijk onjuist. Techniek is alleen de lichamelijke bekwaamheid om het spel uit te voeren. Positiespel moet onder de taktiek gerangschikt worden.
Eerst als de techniek als het ware vleesch en bloed van den voetballer geworden is, komt de taktiek aan de beurt en krijgen de spelers wat men zou kunnen noemen ..voetbalhersens".
De Engelschen zijn ons een menschen'eeftijd in voetbalcultuur vóór.
Gaan we in dezelfde richting van thans yerder, dan kan men aannemen, dat over eenige jaren de aspiranten van thans voor¬
treffelijk positiespel zullen laten zien, mits er natuurlijk in geoefend wordt, want positiespel is wel een kwestie van gevoel, doch het komt niemand zoo maar aanwaaien, het gevoel moet ontwikkeld worden! Men moet de jongens in die richting opleiden om hun gevoel voor positiespel verder op te voeren.
Onze oudere spelers leeren natuurlijk ook nog wel wat positiespel, doch vergeleken bij hetgeen de Engelschen laten zien, is dat nog maar kinderwerk.
Gelukkig behoeft echter minder goed positiespel van onze spelers op het oogenblik niemand te verontrusten, omdat het manco aan positiespel ook wel weer goedgemaakt kan worden door wat meer geestdrift en meer snelheid.
Goed positiespel is echter voor den beroepsvoetballer noodzakelijk daar hij daardoor in staat is met een minimum van inspanning een maximum van arbeid te leveren. Bij goed positiespel doet de bal «ppI mppr dan de man.
Maar goed positiespel brengt de spelers er maar al te vaak toe den bal meer over te geven dan strikt noodzakelijk is en in de buurt van het doel leidt het er toe het schot op te offeren voor het positiespel.
Dat heeft de wedstrijd tegen Engeland wel bewezen. Er waren in de tweede helft b.v. oogenblikken van waarlijk overbluffend goed positiespel der Engelschen en toch kwamen er geen doelpunten uit. En daarom is het ten slotte toch maar te doen.
Dat voelt men in Engeland ook wel en daarom komt in den laatsten tijd de lange
Terwijl Roelofs en Eysink de doellijn bewaken, brengt onze nationale doelman Leo Halle door uitloopen redding bij den kampioenswedstrijd D.W.S.-Go Ahead (2-2) in het Amsterdamsche stadion.
pas, b.v. van den rechtshalf naar den linksbuiten en omgekeerd, meer en meer in zwang. Met die lange passen kan men door middel van de vleugelspelers uiterst gevaarlijke aanvallen opzetten, waardoor de buitenman ten slotte gelegenheid krijgt om een langen ren met den bal met een schot te bekronen.
Men heeft aan onze halfs wel verweten, dat hun aangeven onzuiver is. Maar ik geloof dat het aangeven van de Engelsche halfs even onzuiver als dat der onzen geweest zou zijn, indien zij achter de Nederlandsche voorhoede hadden gespeeld. Bij de Engelschen ziet men zoodra een speler den bal heeft, dat drie, vier spelers van zijn partij onmiddellijk positie kiezen, zoodat ze voor den bal gemakkelijk bereikbaar zijn. De man met den bal heeft het leder maar voor het wegtrappen. Hij doet dat natuurlijk zoo zuiver mogelijk, doch zelfs al zou hij het leder maar raak trappen, dan is er altijd toch wel een goede kans dat het bij een der ongedekt staande voorwaarts terecht komt. Bij ons elftal mag een half blij zijn als hij één der voorwaarts geheel vrij ziet staan.
Het kost hem dan ook vaak moeite om juist dien eenen vrij staanden voorwaarts te bereiken daar het afgeven van den bal op een oogenblik, dat men wordt aangevallen, altijd toch wat overhaast moet geschieden. Dat de Engelsche halfs dus zoo zuiver aangeven, is meer schijn dan werkelijkheid.
Een onderdeel van het spel, waarin we bij de Engelschen nog wel wat ten achter staan, is, zoo ik reeds opmerkte, de lichaamstechniek, d. i. de kunst om zijn lichaam zoodanig te beheerschen en in z'n macht te hebben, dat men er elke gewenschte beweging onmiddellijk mee kan volbrengen. Deze lichaamstechniek kwam vooral op het gladde veld tot uiting. Anderiesen viel soms als een zoutzak tegen den grond, terwijl de Engelschen daarentegen zich op het gladde terrein in de meeste gevallen uitstekend in evenwicht wisten te houden, zoodat ze zelfs nog allerlei schijnbewegingen konden uitvoeren. Van Boyes heeft men af en toe staaltjes van buitengewoon handige schijnbewegingen kunnen zien. Hij kwam enkele malen in volle vaart met den bal om een tegenstander heen, zonder dat hij eigenlijk met den bal iets bijzonders deed. Hij misleidde alleen door een snelle schijnbeweging van het lichaam, den tegenstander volkomen.
Dit onderdeel van het spel is wel voor een deel een aangeboren gave, doch men kan het ook door goed geleide indoortraining wel tot groote hoogte ontwikkelen. C. J. GROOTHOFF.
■ •>
13