SPORT IN BEELD/DE REVUE DER SPORTEN
DAGBOEK VAN EEN LEEK
Vrijdag 17 Mei: Reeds naar Amsterdam om te acclimatiseeren. Wie op een dorp woont, zooals ik, of eigenlijk in een klein stadje, heeft dat noodig; Amsterdam is op den avond vóór zoo'n internationalen Wedstrijd een nog grooter succesnummer dan de stad anders al pleegt te zijn. En het heeft me verheugd dat ook nog andere lieden van beteekenis in den lande acclimatiseering bij voorbaat noodzakelijk hadden geacht. Het was tenminste overal vol, van de Schiller-bar af tot de Kleine Club toe.
Zaterdag 18 Mei: De groote dag in onze voetbalhistorie en we kunnen gerust zeggen dat deze dag een schoone pagina zal vullen. We zijn tevreden. Ook al erkennen we, dat de Engelschen altijd nog Wel sterker zijn en al verliezen we de Wetenschap niet uit het oog, dat Engeland toch ook altijd in staat is om vijf van dergelijke elftallen samen te stellen, die ons alle vijf mogelijk nog zouden kunnen slaan.
Maar mijn hart, mijn oude trouwe voetbalhart, jubelt toch van vreugde en tevredenheid. Er zijn merkwaardige dingen vanavond over dezen wedstrijd te vertellen. Eigenaardig was, wat HuugdeGroot opmerkte, Huug de Groot, de oud-international en de man die in 1913 mee heeft geholpen den wedstrijd Nederland—Engeland, amateurs te winnen. Hij vond het spel van hedenavond zeker niet beter dan het spel der Engelsche amateurs 22 jaar geleden op Houtrust. Ik ben het niet met hem eens.
Zoo veel uiteenloopende opinies als men op zoo'n avond hoort !
Zondag 19 Mei: Overal nog nagepraat over den wedstrijd. Ook op de tribunes van de Mets in Scheveningen, waar de Japanners ons een nuttig Davis-cup-lesje gaven. Er werd bij dien wedstrijd meer over voetbal dan over tennis gepraat. L o t s y was op het appèl met zijn EngelSche gasten en ze genoten. Scheur' e e r was best in zijn vergelijking tusschen ^e beide ontmoetingen.
De Engelsche pers gelezen. Het oude ''edje: ze prijzen ons geweldig en ze v'nden H a I I e enorm en A n d e r i es e n enorm, Caldenhove enorm en Ze vinden iedereen enorm, gelijk Engelschen iedereen enorm vinden van wien ze hebben gewonnen.
Is ook heelemaal niet erg. Engeland neeft de sport noodig om de grootheid van de natie te helpen stutten.
Andere landen doen dat op andere wijze. ^r zijn landen die het met kanonnen doen en met drastische maatregelen op politiek gebied. Er zijn landen, die groot zijn door
hun kunstenaars en door hun geleerden, Laten we niet in een sportblad gaan uitmaken, wat het beste is. Men verwacht immers van den schrijver in een sportblad, dat hij het belangrijker vindt dat zijn land goede voetballers en tennissers heeft, goede zwemsters en goede athleten, in steê van uitblinkers op geestelijk terrein.
Gelukkig het land als Nederland dat van alle markten thuis is, dat naast zijn Mengelberg en Hugo de Vries, naast zijn LorentzenKeesom, naast Verwey en Gorter, naast R e mbrandt en Vondel, Bokken de K o r v e r stelt, J a a p E e d e n's, M o e skoppen, VanEgmonden, Willy den O u d e n's, Mastenbroeken, Muttersen en Groothoven, Hoven's en Swaaben de Beer, om van ander klein goed te zwijgen.
We zijn veelzijdig als immer!
Maandag 20 Mei Mij bereikt een uitnoodiging van de Enschedésche Voetbal, Hockey en Cricket club Prinses Wilhelmina, om met haar het 50-jarig bestaan te komen vieren in Enschedé. Ik sla even de hand voor de oogen en denk na. De jaren van 90 verrijzen voor mijn geest. Ik zie een kampioenswedstrijd van Nederland achter oud Roosenburg in de Watergraafsmeer, ik zie R.A.P. als Westelijk kampioen' strijdend tegen P.W. als Oostelijk kampioen. Er was toen niet anders: Westen en Oosten, Zuiden en Noorden sliepen nog.
P.W. was toen al een partij om aandacht aan te schenken. Het waren de echte Twentsche families, die hun zonen er in lieten spelen. Die zonen hebben de club groot gemaakt. Toen kwam de democratie, ook over ons land, en natuurlijk ook over de sportwereld. De voetbalwereld in de eerste plaats kreeg er de profijten en de nadeelen van; de profijten in den vorm van een groote populariseering van het spel, het spel werd geschonken aan den middenstand en aan den werkman en was het door de betere kringen niet geschonken, dan zouden zij het immers genomen hebben.
Van R.A.P. is niet anders over dan een herinnering en één letter van haar naam in een nu nog bestaande cricket-club. R.A.P. is historie, schoone geschiedenis.
P.W. is nog altijd blijven voetballen op bescheiden wijze, is gedaald en gezakt in de competities en de kleinzonen van de, mannen, die P.W. hebben groot gemaakt zwaaien nu met den hockeystok en hun zusjes en vriendinnen zwaaien mee en er is nog altijd vreugde voor de sport, ook al wordt er dan niet meer gevoetbald van beteekenis.
Laten toch leiders van andere takken van sport deze evolutie zien als een omen. Vandaag wij, morgen gij!
Dinsdag 21 Mei: In de avondbladen lange verhalen over het Stadion van Feyenoord. Werkverruiming en werkverschaffing. Als zoodanig mag men de energieke Rotterdamsche plannen toejuichen in dezen tijd.
We hebben te dezer plaatse al eens bezwaren tegenover het Rotterdamsche initiatief te berde gebracht.
Maar nu staat het vast, het Stadion komt er. We hopen dat zij die het kloeke initiatief hebben genomen, niet teleurgesteld worden in hun verwachting. Moge de belangstelling voor de sport in Nederland zóódanig uitdijen, dat twee groote stadia in den lande mogelijk zijn.
En al geloof ik persoonlijk hieraan voorloopig niet, toch blijft de mogelijkheid open dat zij, die in deze onderneming hun duitjes gestopt hebben, er beter kijk op hebben.
Woensdag 22 Mei: E u w e en A I j e-
chin gaan dus met elkaar schaken om het wereldkampioenschap en dat zal in Nederland plaats hebben.
Het is nog nooit gebeurd dat een Nederlandsch schaker de eer te beurt viel om het wereldkampioenschap te mogen strijden. Dat Eu we dit nu mag doen, doet de geestelijke standing van het Nederlandsche volk weer goed. Op de internationale markt zal men zeggen: de Nederlanders kunnen baggeren, bruggen bouwen, kaas maken, buiten oorlogen blijven, bloemen kweeken, ze zijn goede handelslui, goede voetballers en ze kunnen schaken.
Donderdag 23 Mei: Heden niets te vermelden.
TARTUFFE.
II